Alice

Gebruikersnaam Alice

Teksten

Iets van betekenis. Over Hauser.expo

In 2009 raakten twee dichters-beeldend kunstenaars, Annemarie Estor en Lies van Gasse, in de ban van het mysterieuze verhaal van Kaspar Hauser, een Duitse vondeling van onduidelijke afkomst die in 1828 in Neurenberg opdook. Behalve de mantra’s “Ik wil zijn zoals mijn vader” en “ik wil een ruiter zijn, zoals mijn vader was” zegt de uitzonderlijk kleine jongen bitter weinig. Zijn vreemde gedrag intrigeerde velen. Ook literatoren, zoals Paul Verlaine en Peter Handke, lieten zich door Kaspar Hauser inspireren. Week na week stuurden Estor en Van Gasse elkaar een prentbriefkaart met een strofe uit het vervolg dat zij op de Hauserlegende schreven. De tekst werd ook vaak geïllustreerd met een tekening, een schets, een beeldend kunstwerkje. Het hele project lijkt mij een uit de hand gelopen meisjesdroom die nu – gelukkig – met velen gedeeld mag worden want het leidde tot een boek dat gelinkt is aan een blog waarop zowel het verhaal als prachtige tekeningen en filmpjes te volgen zijn. Tot en met 15 december 2013 loopt bovendien de Hauser.expo in het Letterenhuis Antwerpen. “Hoe zacht en hoe teer zijn de wanden die willen van doen onderscheiden?”, klinkt een verzuchting bij het begin van het verhaal. In de loop van het project kregen de twee initiatiefneemsters de medewerking van Peter Mangel Schots, Joris Gerits, Michaël Vandebril en Michaël Brijs die elk een nevenrol in het leven en het verhaal van Kaspar Hauser innemen. Mangel Schots bv. schreef mee aan brieven van Kaspars vader aan zijn “lieve jongen”. Hij noemt de brieven “verzegelde herauten die mij op mijn reis zulen voorafgaan. Want ik kom naar je toe.” Terwijl Kaspar Hauser elk contact met zijn vader uit de weg wil gaan. Het verhaal – hoe kan het ook anders als het van twee gerenommeerde dichteressen komt die niet aan hun poëtisch proefstuk toe zijn – vraagt om aandachtige lectuur. Het lange gedicht dat uit vier delen bestaat, is vaak even raadselachtig als zijn hoofdpersonage. De korte samenvatting per deel, dat op de blog terug te vinden is, is daarom geen overbodige luxe tijdens de lectuur, zeker voor een jonger publiek voor wie dit project ook bedoeld is. De illustraties verhelderen, verbazen, verrijken. De auteurs deden er daarom goed aan het verhaal af te sluiten met een speelse knipoog naar ‘Het boek Hauser’, “iets van betekenis”. Alice   Annemarie Estor en Lies van Gasse Het boek Hauser.Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2013, 143 blz., €24,50

Alice
0 0

Een raadsel van linkshandigheid

In het eerste leerjaar zag mijn juf, juffrouw Pacquée, dat ik linkshandig ben. Toen ik an, jan, aap en roos leerde schrijven, vroeg ze me of ik het ook eens met mijn rechtse handje wilde proberen. Braaf als ik was (ben), deed ik dat. Al snel werd duidelijk dat dit geen goed idee was. En zo werd ik de enige linkshandige in het eerste leerjaar, een hele tijd geleden, in de dorpsschool van Wuustwezel. Eerlijk gezegd was ik daar ook wel een beetje trots op. Grote mensen, klasgenootjes, mijn grote broer en zus, mijn ouders, eigenlijk zowat iedereen die me zag schrijven, maakte een opmerking, gaande van het neutrale ‘Schrijf jij links?’ tot het wat meer confronterende ‘Schrijf jij altijd zo scheef?’ Maar diep vanbinnen glunderde ik. Want het viel een beetje op. En dat beetje aandacht wil iedereen al wel eens… De opmerkingen bleven komen, de juffen en meesters ook. Zij werden opgevolgd door leraren en leraressen en, tot slot, door profs. En ik bleef linkshandig. Eigenlijk liep een en ander grondig mis toen ik naar de universiteit ging. De uitklapbare bankjes daar zijn zo klein dat ik niet wist hoe mijn blad te leggen om, tegen de klok, notities te nemen. Ik legde mijn blad schuin, schuiner, schuinst tot ik van onder naar boven schreef. Het gevolg is… dat ik nog steeds opmerkingen krijg, en dus ook dat beetje (o zo gegeerde) aandacht. Wie me nu ziet schrijven, vraagt meestal hoe het zover is kunnen komen. Gelukkig moet ik dat nu niet meer vertellen aan ‘mijn’ vierdejaars. Zij lezen het wel, zij het niet vanuit mijn linkse hand, maar tweehandig neergepend op mijn laptop. Kort nadat ik in De Standaard een recensie las van Rik Smits’ Het raadsel van linkshandigheid kocht ik dit boek om eindelijk de geheimen achter linkshandigheid te ontdekken. Ik weet nu veel meer over de manieren waarop verschillende culturen omgaan met alles wat links is, ik ben te weten gekomen dat een kleine minderheid van de wereldbevolking linkshandig is, en ik ben opgelucht te lezen dat er zelfs mensen zijn die twee linkerhanden hebben. En wat ben ik blij te lezen dat linkshandigen niet dom, dwars en onhandig zijnJ Maar wél geniaal en creatief (en een beetje gek). Ook dit laatste blijkt een misvatting. Of je nu links- of rechtshandig bent, maakt niet uit: dit boek moet je zeker eens lezen! Alice, 2 september 2010

Alice
29 0

ik bof dat ik een kikker ben

‘Ik bof dat ik een kikker ben’   Schrijvers vinden in mij een gretige lezer. Gulzig als ik ben, lees ik zowat alles wat me onder ogen komt: gedichten, romans, tijdschriften, recepten, gebruiksaanwijzingen, kranten, ja ook wc-papier, reclame en zelfs onderschriften. Bovendien lees ik wanneer het maar kan; geen minuut gaat verloren. En eens de voorraad lectuur geslonken is, ga ik op boekenjacht in boekhandels, op onze leeszolder, op rommelmarkten of in de bib. De dag begint voor mij, zoals voor zovelen, in de badkamer. Lekker gedoucht en met iets moois aan zet ik de race in naar de brievenbus. Bij het ontbijt lees ik steevast de krant, De Standaard. Tijdens het weekend komen daar De Morgen, De Volkskrant en NRC Handelsblad bij. Samen met mijn huisgenoten behoren wij tot het selecte gezelschap van eetlezers. Vroeger thuis mochten we van onze ouders niet lezen aan tafel. Intussen is het bij ons thuis een ongeschreven regel om wel te lezen bij het eten; Remco Campert gaf dat de toepasselijke naam ‘eetlezen’ mee. Op schooldagen krijg ik werk van leerlingen op mijn brood en ook verslagen van vergaderingen, de SPT-nieuwsbrief en ander minder tot de verbeelding sprekend leesvoer. Als tegenwicht kies ik dan, meestal ’s avonds laat, voor een gedicht of een boek. Staat mijn neus naar literatuur, dan wordt het Hugo Claus of Oscar van den Boogaard, Leo Pleysier of Walter van den Broeck, Esther Verhoef of Charlotte Mutsaers. Ben ik ‘voor niets anders goed’ dan ‘verstand-op-nul’, dan wacht Feeling, Facebook of een dom verhaaltje. Op zo’n momenten ben ik ook wel te verleiden tot wat tv-kijken. Of geef me in dit geval nog liever tekeningen van grote illustratoren zoals kikker-tekenaar Max Velthuys, Klaas Verplancke of Ted van Lieshout. Uren kan ik ernaar kijken. Zeg maar dat ik tijd te kort kom: het liefst van al zou ik (bijna) altijd lezen. Gelukkig leven wij ook tussen de boeken en kan ik er altijd bij. Als me toch nog het gevoel bekruipt dat er niks in huis is, brengt de bibliotheek redding: de Warande is op fietsafstand. Bovendien zijn er ook nog twee boekhandels in de buurt of vind ik wat fraais op een of andere rommelmarkt. Minstens een keer per week koop of krijg ik een boek en af en toe vind ik er een in onze eerder geciteerde brievenbus. Geregeld brengt de postbode me immers lees-werk, een boek dat ik mag lezen om te bespreken voor iedereenleest.be of Kunsttijdschrift Vlaanderen. Als je van een microbe bezeten bent, wil de volksmond wel eens beweren dat ze je tweede natuur is. Lezen is mijn tweede natuur, zoiets. Welnu, voor de leesmicrobe wil ik graag tekenen, levenslang.   Alice 26 okt 2010/ 16 okt 2011, in een schrijfproject met vierdejaarsleerlingen ASO  

Alice
0 0