anemonemaan

Gebruikersnaam anemonemaan

Teksten

Achter de heuvels

‘Ik vertel je een verhaaltje Daniek, eentje voor het slapen gaan, een korte dat wel’. Ik knikte met slaperige ogen en trok mijn blauwe deken nog wat verder over me heen. Papa leunde tegen de muur en schoof zijn benen onder zich. ‘Ken je dat verhaaltje van de mevrouw tussen de groene heuvels?’ Hij wachtte mijn antwoord niet af. ‘In een land hier ver vandaan woonde tussen de groene heuvels een jonge vrouw. Lange golvende blonde haren had ze en haar ogen straalden altijd, alsof de lente in haar woonde. Ze was geliefd onder de mensen tussen de heuvels, vooral onder de mannen en ze vielen als blokken voor haar mooie verschijning. Vaak werd ze meegevraagd naar feesten of andere gelegenheden, maar ieder wees ze af. Eén man wist maar niet van ophouden, hij was donker en knap, elke zondag liep hij langs haar huis om haar een bos prachtige bloemen te brengen en met haar mee te lopen naar de kerk. De vrouw nam de bloemen aan en accepteerde zijn gezelschap, maar wanneer hij haar vroeg om ’s avonds met hem mee te lopen zodat ze de ondergaande zon konden bekijken op de hoogste heuvel van het land, weigerde ze. De tijd verstreek en de jonge vrouw werd ouder, haar glanzende ogen straalden niet meer altijd, ze was eenzaam geworden. Vaak zat ze in haar huisje op een stoel naast het raam en staarde naar de groene heuvels, fantaseerde over de wereld erachter. Ze droomde van de perfecte man, die haar kwam redden uit dit saaie gehucht en haar mee zou nemen naar de mooiste plekken op aarde, met vrolijke mensen die altijd feest vierden en nooit verdriet hadden. Nog steeds kwam elke zondag de donkere man om bloemen te brengen en met haar mee te lopen naar de kerk. De jaren verstreken, de blonde haren van de vrouw kleurden grijs en ze verloor het laatste restje glans uit haar ogen. Ze zat de hele dag op haar stoel met een hart dat groot en zwaar was van de verlangens die erin rondwaarde. Haar hart was zo zwaar dat ze nauwelijks nog uit haar stoel kon komen. Haar rug was krom getrokken en haar gezicht gerimpeld van de opgesloten dromen die tegen de binnenkant ervan duwden en smeekten om een uitweg. Het was zondag en de donkere man kwam aan de deur, de oude vrouw deed niet open. Toen de man naar het raam liep zag hij haar roerloos zitten in haar stoel, haar ogen nog geopend, staarden naar het niets. Hij opende de deur en ging naast haar zitten en wachtte. Toen de middag bijna aan zijn einde was gekomen tilde hij haar uit haar stoel. Ze was mager geworden en haar stijve lichaam was makkelijk te tillen. Hij droeg haar in zijn armen, helemaal naar de hoogste heuvel van het land. Daar legde hij haar neer en keek met haar hoe de zon langzaam naar beneden zakte. In het laatste licht waren huizen te zien uit een land ver weg van de groene heuvels. Duizenden lichtjes waren te zien daar beneden, alsof de hemel zich daar bevond en niet pal boven hun hoofden. Het was een grote stad, met hoge kerken en mooie gebouwen. Het was een stad waar de mensen altijd vrolijk waren en feest vierden en daar in die stad had geen mens ooit verdriet. De donkere man liet zijn bloemen bij haar achter en liep in het donker terug naar huis.' Papa zweeg. Ik zweeg ook, want ik sliep.   Nu ik hem jaren later tref, op dit donkere station, waar hij onderuitgezakt tegen de muur zit op de vieze koude grond, met zijn ogen halfopen starend naar het niets, met de naald nog in zijn arm. Precies nu snap ik wat mijn vader bedoelde met het verhaaltje, wat ik toen maar verdrietig vond en een beetje eng. Ik kijk naar zijn uitgemergelde lichaam, zijn hangende gezicht en het enige wat ik kan bedenken is dat ik hoop dat hij het gevonden heeft in het duister. Zijn paradijs achter de heuvels. De agent naast me kucht ongemakkelijk. ‘Is..of ik bedoel misschien uh..was dit uw vader?’ Ik kijk de agent recht aan en glimlach. ‘Ja, dit is mijn vader’.

anemonemaan
0 0