Berenger

Gebruikersnaam Berenger

Teksten

Tango

De ochtend van zijn vertrek wijst alles op een glorieuze start: de zon schittert aan een egaal blauwe hemel, hij voelt zich fit en energiek en hij heeft geld. Als Joris Wallaert zijn rugzak de trein op sleept, laat hij buiten zijn ouders niemand van betekenis achter. Zijn eerste halte is Parijs, waar hij een vriend wil opzoeken. Samen zullen ze naar de Côte d'Azur sporen en van daaruit per boot naar Tunesië. In het Gare du Nord staat Alain hem op te wachten. Ze hebben samen net hun rechtenstudie beëindigd, allebei met grote onderscheiding. Alain heeft in Parijs familie bezocht. 'Klaar voor het avontuur?' Ze lopen de trappen af naar het metrostation. 'Helemaal', zegt Joris met een brede glimlach. ‘Ik ben heel nieuwsgierig naar wat de wereld nog meer in petto heeft dan universiteitsaula's, gortdroge wetteksten en bibliotheken.’ 'We kunnen logeren bij mijn grootouders', zegt Alain. 'De trein naar het zuiden vertrekt morgen om half negen. Tegen de middag zijn we in Nice.' Joris vertelt terwijl ze door de ondergrondse sporen hoe hij zijn moeder heeft moeten beloven elke dag iets van zich te laten horen, een belofte die zijn vader monkelend heeft weggelachen. 'Neem het er maar van, jongen', en hij had zijn zoon stevig omhelsd, een vertrouwelijkheid die Joris niet van zijn vader gewend was. Dat kwam wellicht door de champagne, als toost op zijn afstuderen. En op het vooruitzicht van zijn wereldreis, die hij voor zijn prestatie cadeau kreeg van zijn ouders. 'Mijn moeder is vooral bang dat ik met een of andere exotische ziekte zal terugkeren.' 'Alsof er geen grotere gevaren zijn', zegt Joris met veel pathos. 'Vrouwen!' 'Drank!' 'Drugs!' Ze lachen, denderen uitbundig door de metrogangen en stappen met een triomfantelijk gevoel door de Parijse straten. Joris waant zich als een vrijgekomen gedetineerde; eindelijk ruimte, de wereld aan zijn voeten, anything goes!   Die middag in Nice drinken ze pastis op een terras. Dit is het helemaal, denkt Joris, het blauw van de Middellandse Zee, de zon, het geluid van de cicaden, de flanerende meisjes. Ze praten over wat ze willen zien en doen voor ze aan het 'echte' leven beginnen. 'Laten we hier een paar dagen blijven', stelt Joris voor, 'om te acclimatiseren.' Alain vindt het goed. Ze willen deze reis samen maken, maar ze hebben niets gepland. Behalve dat ze vanuit Marseille naar Tunesië gaan. De tweede avond raken ze verzeild in een bar waar tangomuziek wordt gespeeld. Enkele koppels dansen. Joris geniet van het schouwspel, de souplesse van de dansers, hun overgave en passie, de meeslepende, melancholieke muziek. Ze worden bediend door een jonge vrouw met Spaanse trekken: felle, donkerbruine ogen, zwart haar en een donkere huid. Ze beweegt als een kat: soepel, elegant en met een nauwelijks verholen wellust die Joris fascineert. Bij het tweede glas vraagt ze of hij wil dansen. Hij wil wel, maar hij kan het niet. Tango dansen vormt geen onderdeel van een opleiding rechten. Ze wuift zijn argument weg en trekt hem van zijn stoel, toont hem enkele basisstappen. Haar lichaam voelt stevig aan en ze ruikt naar citroen en muskaat. Ze trekt en duwt aan zijn lijf tot hij het ritme voelt en de danspassen beet heeft. Ze lacht triomfantelijk als hij haar bewegingen volgt. Alain laat zich door een blond meisje meetronen. Dansen is niet zijn ding. 'We gaan een wandeling maken', fluistert Alain hem in het oor en ze verdwijnen. Joris danst de hele avond.   Ook de volgende dagen trekt Joris naar de bar en danst hij met de betoverende Rosalinda. Elke avond leert ze hem nieuwe passen en bewegingen en aan het einde van de week slaan ze tussen de andere dansers geen slecht figuur. Alain is niet echt verbaasd als Joris aankondigt dat hij nog een tijdje wil blijven. 'Zo ga je weinig van de wereld zien.’ 'Misschien heb ik nu al genoeg gezien.’ 'Dan moet ik alleen verder', zegt Alain met gespeelde teleurstelling. Joris verontschuldigt zich, maar Alain lacht zijn excuses weg. De Deense toeriste die hij in de bar heeft leren kennen, wil hem heel graag vergezellen. 'Misschien is ze leuker gezelschap dan ik.’ 'Mooier in elk geval', grapt Alain. De volgende dag nemen ze afscheid op het station. Alain en de mooie Deense stappen de trein op naar Marseille. Even overvalt Joris het nare gevoel dat hij een afspraak niet nakomt. En tegelijk weet hij dat hij zijn intuïtie moet volgen, nu alles nog kan.   Jo, noemt Rosalinda hem en hij mag haar Rosa noemen. Twee jaar geleden is ze hier met haar ouders vanuit Argentinië beland. Ze heeft geen opleiding gehad; ze kan enkel koken en dansen, zegt ze. Beter dansen dan koken, voegt ze eraan toe. Joris begrijpt zijn plotse fascinatie voor de dans en voor deze vrouw niet. Op de weinige feestjes die hij in zijn studententijd bezocht, bleef hij meestal aan de kant. Maar deze dans is anders. De tweede week koopt Joris een snelcursus Spaans. Rosa corrigeert consequent zijn uitspraak. En elke avond dansen ze, tot laat in de nacht. 'Je bent een geboren danser', zegt ze. 'We zouden er geld mee kunnen verdienen.' 'Ik heb rechten gestudeerd', zegt Joris, 'als ik terugga, is dat mijn beroep. Ik ben geen danser.' 'Misschien ben je goed in rechten', zegt Rosa met een flikkering in haar ogen, 'maar dansen is veel leuker.'     Joris slentert na een laat ontbijt vaak langs de kust. Aan zijn plan om zijn wereldreis verder te zetten, denkt hij niet. Alles wat hem boeit, gebeurt hier. De dans laat hem niet meer los. Het is alsof zijn lichaam is ontwaakt door de tangomuziek, opgewekt uit een winterslaap. Het heeft zijn ritme gevonden, zijn eigen stijl. Hij loopt en beweegt op een andere manier, net of de dans zich permanent in hem genesteld heeft. Is het de betoverende Rosa met haar Zuid-Amerikaanse temperament die de passie in hem oproept, zijn het de bewegingen in de dans of is het de melancholische muziek? 'Waarschijnlijk alles samen', zegt Rosa en ze kust hem. Veel meer is er nog niet gebeurd tussen hen en tegelijk lijkt het alsof ze elkaar al eeuwig kennen. De tango staat symbool voor de liefdesdaad en alhoewel ze allebei weten dat het zal gebeuren, lijken ze niet gehaast. Alle passie ligt in de dans, in de sensualiteit van de bewegingen, de lichamen die om elkaar heen draaien, de aanrakingen, de blikken, de geur van de zwetende lijven en het net niet laten gebeuren waar ze naar snakken. Daar genieten ze intens van: dat uitstel, dat niet toegeven, het laten groeien van het verlangen. Als hij na drie weken nog steeds geen aandrang voelt om verder te reizen, praat hij erover met Rosa. Hij vertelt haar van zijn oorspronkelijk plan en dat hij niet meer weg wil. Voor Rosa is het eenvoudig: als de tango zijn leven zin geeft, waarom zou hij dan verder zoeken? Ook het argument dat zijn ouders verwachten dat hij in de advocatuur stapt, brengt haar niet van haar stuk. 'Het is niet hun leven', zegt ze, 'maar het jouwe. En met wie moet ik dan dansen, als jij weggaat?' 'Met het geld dat ik heb, kan ik hier een jaar overleven', vertelt hij haar. 'We zullen hard trainen tot we aan danswedstrijden kunnen deelnemen, en dan maken we een show. Of we starten een dansschool.' Rosa lacht. 'Waar ga je een school beginnen? Hier aan de Côte d'Azur?' 'De Fransen houden van dansen en ze hebben een joie de vivre, dus waarom niet', zegt hij en ze merkt dat hij geen grap maakt. 'Wil je dat echt?' Haar ogen glinsteren en ze likt haar lippen nat. 'Ik zou met niemand anders kunnen dansen.' Ze staan zwijgend op. Rosa neemt zijn hand en leidt hem de trap op naar haar kamer. Daar dansen ze de laatste fase van de tango, het gedeelte dat niet bestemd is voor publiek.     Rosa heeft die avond in de bar Argentijnse vrienden uitgenodigd. Misschien willen zij investeren in de dansschool waar Joris van droomt. Hij heeft de hele namiddag op zijn kamer de danspassen geoefend. Voor hij zijn kamer verlaat, stopt hij de oortjes van zijn IPod in. In een wolk van tangomuziek stapt hij de straat op. Het is half acht, ruim op tijd. Zo kan hij met Rosa nog wat oefenen, want hij wil op de Argentijnen indruk maken. Hij kent een kortere weg naar de bar, een steeg die met een flauwe bocht naar de kade loopt. Ze wordt enkel gebruikt door fietsers en voetgangers. De steeg heeft over de hele lengte blinde muren, met hier en daar een portiek.   Roger, de 62-jarige schipper van een vissersboot, is op café geweest. Hij heeft met de andere vissers heftig gediscussieerd over de overbevissing en de vervuiling van de Middellandse Zee. Daarbij zijn harde woorden gevallen en is er veel gedronken om de gemoederen te bedaren. Als Roger uiteindelijk opstaat, wankelt hij. De andere lachen. Een paar koppen koffie thuis zullen wel helpen. Fietsen lukt ook niet zo best en daarom draait hij het steegje in, dat gaat lekker bergaf. Als hij een flinke vaart heeft, merkt hij voor zich een jongeman. Hij belt, maar de man reageert niet. Roger remt. De remkabel knapt. De wind suist in zijn oren. Hij knijpt de achterrem dicht, zonder effect. Hij roept zo hard hij kan, maar de jongeman lijkt hem niet te horen. Dan gebeurt alles zo snel dat de benevelde geest van Roger het niet kan bevatten: hij brult uit alle macht, knijpt zijn vuisten wit rond het stuur, knalt in volle snelheid tegen de jongeman aan, maakt een duik en belandt met zijn hoofd tegen een arduinen drempel.     Het is acht uur voorbij en Joris is er nog niet. De Argentijnse vrienden zijn net aangekomen. Rosa is nerveus, het is niet Joris' gewoonte om te laat te komen. Om kwart over acht belt ze zijn gsm. Hij neemt niet op en ze spreekt een boodschap in. Om half negen belt ze weer, met hetzelfde resultaat. Ze vraagt om snel terug te bellen. Ze verontschuldigt zich bij haar vrienden. Hij keek er zo naar uit, vertelt ze, om vanavond te dansen. Zou hij zich toch bedacht hebben? Zou hij toch vertrokken zijn voor zijn wereldreis? En zou hij terugkeren naar huis om te doen wat van hem verwacht wordt? Is de tangobetovering voorbij? Heeft hij genoeg van dit exotisch avontuurtje? Ze weigert het te geloven en ze belt weer, maar hij neemt niet op. Ze zegt tegen haar vrienden dat ze niet weet wat er aan de hand is, maar die willen dansen en ze trekken haar lachend mee en ze danst, maar het voelt niet goed. Ze dacht dat Jo eerlijk was, dat hij oprecht van haar en van de tango hield. Zo gaat het dus blijkbaar: een vakantieliefje voor een ruikeluiszoon die van papa geld krijgt om te zien wat er in de wereld te koop of te krijgen is. Als het begint te vervelen, laten ze je vallen. Welke andere reden kan hij hebben gehad om haar in de steek te laten? De vrienden proberen haar op te monteren. 'Waarom kom je niet mee met ons', vragen ze. 'We zoeken wel een danspartner voor jou. Kom mee, niets houdt je tegen.' Maar ze is te moe, te boos en te ontgoocheld om na te denken. Ze wil slapen, alleen zijn, weg van de muziek, weg van de tango.     Joris ontwaakt in een ziekenhuisbed. Hij probeert te bewegen. Een vlammende pijn schiet door zijn lijf. Zijn bekken is omzwachteld en zijn rechterbeen hangt aan een staalkabel. Hij probeert zich op te richten. Een verpleegster duwt hem zachtjes terug. 'Blijven liggen', zegt ze, 'u moet rusten.' 'Hoe laat is het?' 'Bijna middag, u krijgt zo meteen eten.' Middag, denkt Joris, en dan doemt uit zijn herinnering de steeg op, de klap in zijn rug en dan niets. 'Wat heb ik?' 'De dokter komt zo', zegt de verpleegster. 'Ik moet bellen. Geeft u mijn gsm. Ik moet iemand verwittigen.' Rosa zal ongerust zijn. 'Alles van waarde ligt in een kluis', antwoordt ze. 'Ik zal het u bezorgen.' Ze verdwijnt. Joris kijkt de kamer rond, de witte muren, de televisie op een draagarm tegen de muur, het raam dat uitgeeft op een park. Er is iets mis met zijn been en zijn bekken. 'U hebt geluk gehad', zegt de dokter, een vriendelijke man met een korte, grijze baard en een fijn metalen brilletje. 'U had verlamd kunnen zijn.' Joris slikt. Het angstzweet breekt hem uit. 'Uw bekken is op twee plaatsen gebroken en uw rechterheup is ontwricht. En uw rechter dijbeen en enkel zijn gekneusd. U zal opnieuw kunnen lopen, maar de revalidatie zal lang duren.’ Joris knikt gelaten. ‘Ik heb gezien dat u buitenlander bent. Als er geen complicaties optreden, kan u over enkele dagen gerepatrieerd worden.' Joris denkt aan de tango, aan zijn plan voor een dansschool, aan Rosa. 'Zal ik nog kunnen dansen?' De dokter glimlacht. 'U zal eerst opnieuw moeten leren lopen, jongeman. Dansen zit er voorlopig niet in.'   Zijn gsm doet het niet. Hij prutst de batterij eruit, checkt de simkaart, maar het toestel blijft dood. Hij vraagt een telefoon aan de verpleegster, belt zijn vader, legt de situatie uit. 'Repatriëring', zegt hij, 'van zodra het kan. Ik zal alles voorbereiden.' Hij stelt zijn moeder gerust, zegt dat alles goed komt. Over de tango zwijgt hij. Het nummer van Rosa kent hij niet, dat zit in zijn gsm. Hij moet haar verwittigen. Als de verpleegster hem komt verzorgen, merkt hij pas de omvang van zijn verwondingen: zijn rechterarm en -hand zijn geschaafd, zijn bekken ligt in een kom om te stabiliseren en zijn been zit van aan de lies tot en met de voet in het verband. Hij heeft schaafwonden aan zijn hoofd en linkerknie. Als hij zijn heupen probeert te bewegen, schiet de pijn als een kortsluiting door zijn lijf. Hij wil naar huis. Aan dansen wil hij niet denken. Hij wil wel met Rosa praten, het haar uitleggen; ze zal het begrijpen. Hij vraagt een telefoongids, hoopt de tangobar te vinden, maar hij twijfelt over de naam. Hij belt, maar niemand kent Rosa.   De televisie zendt een verslag uit van een persconferentie over de zieltogende toestand van de zee. Een mooie vrouw eist dat de overheid actie onderneemt. Een journalist van Nice Matin vult haar aan. De vrouw is bio-ingenieur. Ze klaagt de overheid aan omdat die niets onderneemt tegen de overbevissing, met enorme kwallenplagen tot gevolg. De vrouw verwijst naar de toenemende vervuiling van de zee. 'De mensen zwemmen eigenlijk in een beerput', zegt ze. De burgemeester lacht de aanklachten weg met nogal onnozele argumenten, vindt Joris.  'Voor de kwallenplaag', zegt hij, 'zijn adequate middelen beschikbaar. De stad zal netten in zee hangen die de kwallen op afstand houden, zodat de baders er geen hinder van ondervinden.' Daarmee is voor hem de kous af. Er volgen beelden van de kwallen en van de netten die aan de Spaanse kust worden gebruikt.   Joris zakt weg in een wazige slaap. Hij hoort tangomuziek en hij danst met Rosa op een immense dansvloer, omgeven door duizenden mensen die enthousiast toekijken en dan deint de vloer als het dek van een schip in een storm en mensen vallen en schuiven over het parket, Rosa en hij ook, ze tuimelen over de rand het water in dat bedekt is met kwallen die hun gigantische tentakels als lianen rond hun lichaam slingeren en naar de bodem trekken. Joris rukt aan de tentakels tot de lucht in zijn longen is opgebruikt en hij proestend de laatste lucht uitblaast, beseffend dat dit het einde is en dan schiet hij wakker, hijgend en bezweet, starend naar het donkere plafond.   Joris hoort niets van Rosa. Zou ze niet gedacht hebben aan een ongeval? De ziekenhuizen gebeld? Hij begrijpt het wel. Wat kon hij voor haar meer betekenen dat een vluchtig avontuur? Hoe heeft hij het in zijn hoofd durven halen om te denken dat hij na enkele weken een tangodanser kon zijn? Hoe zou hij zich ooit hebben kunnen meten met een Argentijnse die het dansen in de genen heeft? Wat een arrogantie! Als de dokters laten weten dat hij kan vervoerd worden, laat vader Wallaert zijn zoon met een ambulance naar de luchthaven van Nice brengen, waar een gecharterde jet wacht. Tegen de dronken fietser dient hij een aanklacht in. Een week na het ongeval is Joris thuis. Er ligt een kaartje met groeten vanuit Djerba van Alain en het Deense meisje.   Rosa blijft zich na die avond afvragen wat er met Joris is gebeurd. Tientallen berichten heeft ze ingesproken, maar hij heeft niet teruggebeld. Ze is woedend geweest, verdrietig, ze heeft gelatenheid gevoeld, ontgoocheling, hoop en de steeds weerkerende vraag waarom hij er zo vandoor is gegaan. Ze kan honderden redenen verzinnen en toch begrijpt ze het niet, ze kan niet geloven dat hun liefde zo kon vervliegen als rook in de warme avondlucht. Ze weet niet eens waar hij verbleef. Ze weet niets. Ze danst weer, na een hele tijd, en ze is meegegaan met de Argentijnse vrienden, weg uit de bar. De hoop is allang vervlogen. Maar als ze danst, denkt ze nog vaak aan hem.   Joris Wallaert herstelt van zijn verwondingen, maar houdt aan het ongeval een afwijking aan de heup over waardoor hij licht mankt. De eis tot schadevergoeding aan de fietser - die nog steeds in een diepe coma ligt - wordt verworpen: Joris droeg oortjes en heeft zich dus onaangepast in het verkeer begeven. Hij wordt benoemd aan de balie en verlooft zich met de dochter van de procureur-generaal van de rechtbank. Joris wil zich toeleggen op milieuconflicten. Dansen doet hij niet meer.  

Berenger
0 0