Dominique Soenens

Gebruikersnaam Dominique Soenens

Teksten

Het verhaal van een CEO

  Soms denk ik: ze hebben me door, nu raak ik er niet meer mee weg. Maar telkens heb ik het verkeerd. Er komt geen einde aan de gebakken lucht die je kan verkopen als je een superbekende ondernemer bent. Het enige wat je moet doen, is je sympathiek voordoen tegen mensen waar je stiekem een beetje op neerkijkt. In mijn geval is het simpel: ik sponsor een voetbalploeg in de eerste voetbalklasse. Dat kost me een pak geld, maar om geld zit ik niet verlegen. Om sympathiek te doen, geef ik af en toe gratis consumpties weg of ga ik in de spionkop staan. Mensen appreciëren zoiets. Er zitten ruige types bij die harde kern en sommigen zouden iets meer lichaamshygiëne aan de dag mogen leggen, maar ze zijn er weg van als ik ertussen ga staan. Ik krijg schouderklopjes en duimen die de lucht ingaan, en dan grijns ik breed, omdat ik weet dat het alweer gewerkt heeft. Ik ben een man van het volk, hou ik hen voor. Sommige mensen worden maar al te graag voor het lapje gehouden. Ik kan er ook niets aan doen. Het is de menselijke natuur.   Ik klaag er niet over. Het is net door die menselijke natuur dat ik rijk geworden ben. Van mensen voor het lapje houden, kan je in geen tijd steenrijk worden. Ik ben begonnen met het verkopen van parfums. Dat was best een winstgevende business. Je koopt voor geen geld wat ingrediënten in, je doet alsof je een artisanaal laboratorium hebt in België – tewerkstelling in eigen land! - , terwijl je eigenlijk wat armlastige academici gevraagd hebt om tegen betaling wat onderzoek te doen naar nieuwe geurtjes. Nooit heb ik dichter gestaan bij het verkopen van gebakken lucht als toen. Ik heb een BV gevraagd die wat uit de belangstelling gesukkeld was, maar ooit een Missverkiezing won, om het gezicht te zijn van de parfumlijn en klaar was kees. Ze is een mooie vrouw, ze is later mijn persoonlijke assistente geworden. Ik ben niet bepaald een mooie man, maar af en toe delen we wel het bed. Ik zeg je: er zijn geen grenzen als je rijk en bekend bent.   Mijn parfumimperium heb ik na een vijftal jaren verkocht. Ik wist niet goed meer welke kant ik er mee uit moest en er was interesse van een buitenlandse concurrent die wat meer voet aan de grond wou krijgen in België. Het kwam als een godsgeschenk voor mij. Ik was erop uitgekeken en ik werd in één klap schatrijk. Het bedrijf was een lege doos, we maakten verlies, maar dat had ik handig weten te vermommen. Die idioten moesten maar niet zo dom zijn om erin te lopen. Ze wilden het verhaal geloven. En de kranten schreven netjes wat ik wilde: dat het niet mijn schuld was. Ik ben daarnet overgestapt naar de verkoop van geneesmiddelen waar je geen voorschrift voor nodig hebt. Nergens kan je mensen meer voor het lapje kan houden dan nepmedicijnen die geen effect hebben, maar wel het gevoel geven dat ze helpen. Een goudmijn. Het is in die tijd dat ik steeds meer in de media kwam. Ik nam een carnaval-lied op onder mijn eigen naam: Ivo Debacker. De titel van het lied: ‘Het is voor Debacker’. Het personeel was er weg, het grote publiek ook. Er verschenen steeds meer artikels in de pers over die gekke ondernemer.   Maar je weet hoe het gaat: er zijn altijd zuurpruimen die moeilijk gaan doen. Toen ik mijn bescheiden parfumimperium verkocht, waren er sommigen die opmerkten dat ik nul euro belastingen betaalde op de verkoop ervan, zoals het hoorde. Dat is om gek van te worden: er zijn altijd mensen die kritisch zijn en je je succes misgunnen. Natuurlijk wou ik geen belastingen betalen, ben je gek? Belastingen zijn voor anderen. Voor de supporters van de voetbalclub die ik sponsor, om maar iets te zeggen. Laat die maar betalen. Er was nog een andere reden waarom ik in het oog van de storm terecht kwam: ik had een druk bekeken nieuwsuitzending van de commerciële televisie onderbroken door achter de presentator mijn carnaval-lied te zingen, terwijl ik met enkele kompanen in een polonaise rond hoste. De baas van de televisiezender was niet helemaal amused, maar ik ken hem goed en hij vergaf het me. Uiteindelijk was er veel aandacht voor, en daar gaat het om. De meesten vonden me alleen maar meer sympathiek. Een gekke ondernemer die uit de band sprong. Wie daar iets op aanmerkte, was een azijnzeiker.   Maar er waren dus ook anderen die erop wezen dat ik geen belastingen betaalde en die daar een hetze van maakten. Het werd een discussie in de pers. Dat viel me wat tegen. Als bekende ondernemer had ik banden met de grote mediabonzen. Op tijd en stond verscheen er een positief artikel over mij. Zo was er een sportjournalist die een stuk van twee bladzijden publiceerde waarin hij me afschilderde als een uiterst grappige man, die eigenlijk evengoed stand-up comedian had kunnen worden. Heerlijk, als je de pers zo in je zak hebt. De waarheid is dat ik helemaal niets kan, behalve aandacht krijgen. Ik heb de journalist een fles whisky gestuurd als bedanking. Al deed hij eigenlijk alleen maar wat zijn baas – Kürt Van Looy, CEO van ’s lands grootste mediabedrijf - hem opgedragen had.   Maar het lukt dus niet altijd. Naar aanleiding van de discussie over de belastingen die ik niet betaald had, heb ik een persconferentie gehouden. De persconferentie ging niet over de belastingen zelf, maar over een investering die ik deed. Ik stopte geld in nieuwbouw aan de Belgische kust. Voor iemand als ik is het niet moeilijk zoiets voor te stellen als iets van groot maatschappelijk nut, als een zegen voor iedereen die aan de kust woont. De Belgische kust is al langer verkloot door projectontwikkelaars. Ik deed al maar mijn duit in het zakje. Wie kan daar iets op tegen hebben? Ik was die dag piekfijn uitgedost: paars hemd, beige pak met dunne rode strepen en een geurtje van mijn voormalig parfumimperium. En naast mij mijn ex-Miss. Niet aan mijn arm. Ik ben getrouwd.   Ik wist dat er vragen zouden komen over de belastingen. Ik had afgesproken met Kürt Van Looy dat één van zijn journalisten er zou over beginnen, als niemand anders het deed. Ik had mijn antwoord klaar. “Het geld dat ik niet aan de fiscus gegeven heb, ga ik investeren in de maatschappij”, zei ik. “Binnen een termijn van vijf jaar zal ik tweeduizend jobs creëren en zo mijn steentje bijdragen aan de samenleving.” De journalisten noteerden het vlijtig en de volgende dag stond het overal op de voorpagina van de kranten. Fantastisch. Het voordeel is dat niemand zo’n uitspraak goed klinkt, niet meteen te controleren is en binnen vijf jaar niemand nog weet heeft van die uitspraak. Zoals ik zei: mensen willen voor het lapje gehouden worden. Maar als u me nu even wil excuseren: we gaan dadelijk een politiek praatprogramma kapen met onze carnaval-hit. Ik heb een felgroen hemd en een rode short aan. Het wordt lachen, dat staat vast. Ik kijk al uit naar de schouderklopjes en de duimpjes op de voetbaltribune.

Dominique Soenens
0 1

De couponknipster

Toen ik die dag het bewustzijn verloor in de supermarkt wist ik dat ik het niet lang meer zou trekken. Het was nochtans geen onaangenaam gevoel. Ik voelde me helemaal warm worden, van mijn voeten af naar boven, en ik was al buiten bewustzijn nog voor ik de koude vloer raakte. Ik werd enkele tellen later alweer wakker. Er lag een pak koffie naast me. Zwarte Kat. 2,75 euro voor een pak, maar er loopt een promotie, waardoor je er drie kan kopen voor 7,5 euro. Er stond iemand van de supermarkt over me heen gebogen. “Mevrouw, gaat het?”, vroeg hij. Het was een jonge kerel. Hij had kleine moedervlekjes in zijn gezicht, een perkament-witte huid en haar waar minstens één pot gel doorgegaan was. Ik vroeg me af welk merk hij gebruikte. Ik gebruik er zelf geen, maar ik heb er wel eens cadeau gedaan. Drie voor de prijs van één: dat was de promotie, enkele maanden geleden. 15 euro voor de prijs van drie, een echt buitenkansje. Ik moest alleen nog drie familieleden vinden aan wie ik ze cadeau kon doen. Makkelijk was dat niet. Gel is niet erg meer in de mode, in tegenstelling tot in de jaren tachtig, toen ik nog jong was. Ik heb er twee gegeven aan neefjes van me. Geen idee of ze er iets mee waren, maar cadeautjes zijn altijd een beetje een gok. De derde staat nog bij me, wachtend op een goeie gelegenheid om mijn huis te verlaten. Ik knipperde met mijn ogen terwijl ik wat verward om me heen keek. Ik voelde een kloppende buil opkomen op mijn achterhoofd. De jongeman van de supermarkt leek oprecht bezorgd. Ik voelde dat ik het warm had. “Kan ik wat water krijgen? Uit een flesje, graag”, zei ik. “Ik verdraag geen kraantjeswater.” Dat was niet waar, maar dat wist die jongen niet. Bovendien was de kans klein dat hij een vrouw van middelbare leeftijd die net flauwgevallen was een flesje water zou weigeren. Maar plots kreeg ik een ander idee. “Of nee, misschien is een flesje cola beter. Ik denk dat ik een suikertekort heb.” Ik heb geen diabetes of zo, maar het had heel goed gekund. Een flesje cola is meer waard dan een fles, had ik vlug uitgerekend. Ik let altijd op, ook als ik net van mijn stokje ben gegaan. De rest van het flesje cola zou ik straks wel meenemen naar huis. Ik vroeg me af of ik ook nog de pak koffie uit de wacht zou kunnen slepen, maar ik besefte dat dat wellicht te veel zou zijn, ook al was hij beschadigd en zouden ze hem wellicht niet meer kunnen verkopen. De jongeman bleef bij me terwijl iemand anders om een flesje cola liep. Ik zat nog altijd op de grond. Ik voelde me ongemakkelijk worden. “Kan u zeggen wat er gebeurd is?”, vroeg de jongeman. Dat was duidelijk, dacht ik. Ik was flauwgevallen, toch? “Ik was naar de verschillende soorten koffie aan het kijken toen ik plots het bewustzijn verloor. Het volgende dat ik weet is dat u over me gebogen zat en me vroeg of het wel goed met me ging”, zei ik. De jongeman rook lekker. Het was een geur die ik niet kende. “Heeft u iets waardoor u wel vaker flauwvalt?”, vroeg hij. Ik vond dat hij te veel vragen stelde. Maar voordat ik me daar druk kon over maken, kwam een vrouwelijke collega van hem mij een flesje cola brengen. Ik dronk er een kleine slok van. Ik wou het niet in één keer op gebruiken. “Is het goed dat we een ambulance laten komen?” zei de collega van de jongeman. Ik schrok. Nee, zeker geen ambulance. Weten die niet hoeveel dat kost? Daar gaat mijn hele maandbudget aan op. Als het niet meer is. Ik schudde kordaat mijn hoofd. “Nee, hoor. Dat hoeft helemaal niet. Ik ben gewoon even onpasselijk geworden.” Ik wou er nog bij zeggen “Mogelijk door de prijzen van de koffie te zien”, maar ik hield me wijselijk in. “Ik voel me al een stuk beter”, zei ik. Het was half waar. Ik had het nog altijd warm, maar het was minder erg dan daarnet. De misselijkheid was er ook nog, maar die ebde langzaam weg. De buil deed wel nog altijd veel pijn. Ik nipte nog even van mijn flesje cola. 51 cent kost zo’n flesje, met 10 cent leeggoed erbij. Die 10 cent was een bonus. En de cola smaakte me. Tien minuten later liep ik naar buiten. Het flesje cola zat in mijn tas. In de cafetaria nabij de supermarkt had ik daarnet ook al een handvol suikerklontjes meegenomen bij de koffie. Even om me heen kijken en hups, ze zaten in mijn tas. Het was al bij al een goeie dag.     ***     Ik woon in een villa in de Vlaamse Ardennen. Een erfenis van mijn ouders, die zo’n vijf jaar geleden gestorven zijn in een auto-ongeval. Ik was enig kind. Mijn moeder was docent aan een Brusselse universiteit, mijn vader verzekeringsmakelaar. Ze waren in de Ardennen, de echte bedoel ik, waar ze terug keerden van een chic diner in een kasteel in de buurt van Rochefort toen het gebeurde. Er was plots mist komen opzetten en een vrachtwagen was tegen hoge snelheid op hen ingereden. De chauffeur had hen gewoon niet gezien, zei hij. Mijn vader was op slag dood, mijn moeder zweefde twee dagen tussen leven en dood. Ze is niet meer bij bewustzijn geweest. Dankzij de erfenis moet ik niet meer werken. De dokters vinden maar niet wat me scheelt. Ik voel me meestal goed, maar af en toe gaat het licht uit. Ik val flauw, zonder enige aankondiging of aanleiding. Ik heb het de jongste tijd steeds meer. De laatste keer zat ik op de fiets om boodschappen te doen. Ik moest meer bewegen, dat zou me goed doen, had de dokter gezegd. Maar ik viel domweg neer. Er is een automobilist gestopt om te kijken wat er scheelde. “Ik schrok. Ik zag je fietsen en het volgende moment lag je gewoon op de grond”, zei hij. Hij had bier gedronken, rook ik. Een streekbier, dacht ik, niet zomaar een simpele pils. Streekbieren zijn door de band genomen een stuk duurder, maar hij leek me er niet de man naar die daar rekening mee hield. Sommige mensen doen maar alsof het niet op kan. Het was in de namiddag, maar het leek me toch wat vroeg om al naar bier te ruiken. Zou hij een alcoholicus zijn? Iemand die ’s morgens zijn havermout met bier opslurpt? Ik keek hem met een priemende blik aan en bedankte hem. “Ik weet ook niet wat me overkomen is. Ik was opeens weg”, zei ik. Ik keek naar mijn knie, waar ik een schaafwonde had. Er zaten kleine kiezelsteentjes in. “Gaat het?”, vroeg hij. Ik had teveel pijn om te antwoorden. Ik was het al gewoon om te vallen, maar ik stond intussen vol blutsen en builen. Ik probeerde mijn knie te plooien, maar ik voelde alleen maar een scherpe pijn. “Het gaat wel”, zei ik terwijl een grimas mijn gezicht vertekende. “Ik moet gewoon even bij mijn positieven komen.” Ik keek naar zijn bril. Een montuur van Hans Anders. Iets meer dan 100 euro, schatte ik. Misschien minder, als je wacht tot er promoties zijn. Ik heb mijn brilmontuur voor 60 euro kunnen kopen. Ik herinner me dat de winkelverkoper wat zuur keek toen ik twee coupons bovenhaalde en hem er op wees dat er niet bij stond dat ze niet te combineren waren. Mijn montuur is niet meer dan een ijzerdraad die met enige moeite twee glazen vasthoudt, maar het is perfect voor mij. Hij had mijn fiets rechtop gezet. “Ik denk dat u die wonde moet laten nakijken”, zei hij, wijzend naar mijn gehavende knie. Een doktersbezoek? Nee, daar kon geen sprake van zijn. Waar bemoeit die man zich mee? “Het gaat wel. Is mijn fiets in orde?”, vroeg ik, om het ergens anders over te hebben. Hij keek er even naar. “Ik denk dat er niets mankeert met uw fiets, op een paar krassen na. Uw pedaal heeft een duw gehad, maar erg is dat niet.” Ik was blij. Ik had hem tweedehands gekocht. Nieuw zijn die dingen onbetaalbaar. “Bedankt dat u gestopt bent. Heel vriendelijk”, zei ik, terwijl ik hem een hand reikte om afscheid te nemen. Hij leek verbaasd dat ik al op zijn vertrek aanstuurde, schudde me de hand en vroeg of ik wel zeker ok was. “Ja hoor”, zei ik. “Het zag er erger uit dan het was. Hartelijk dank.” Ik glimlachte even en hij draaide zich om om naar zijn auto te stappen. In de hoek van mijn oog zag ik een coupon die uit mijn tas gevallen was. Hij lag in een plas water, half besmeurd. Ik wachtte tot de man terug in zijn auto zat om hem op te vissen. Ik wapperde er even mee in de wind om hem te drogen en zette daarna mijn weg verder. Mijn knie gloeide van de pijn, maar ik negeerde het. Ik vervolgde mijn weg naar de supermarkt, waar ik een volle boodschappentas bijeen shopte voor amper 45 euro. Ik had onder meer drie potten chocopasta voor 5 euro op de kop kunnen tikken. Ook als het tegen zit, kruist er soms nog een meevaller je pad.     ***     “Mevrouw Eline Verdonck?” De doktersassistente stond in het deurgat en keek de wachtkamer rond. Verdonck Eline. Dat ben ik. Ik stond recht en knikte haar toe. Uit mijn tas puilden twee tijdschriften die daarnet nog op het salontafeltje lagen. Een dokter is al duur genoeg zo en hij heeft geld genoeg om nieuwe magazines te kopen. Wellicht krijgt hij ze gratis om ze in zijn wachtkamer te leggen. Toen ik zijn kabinet binnen stapte, keek de dokter me indringend aan. Hij heeft couperose op zijn wangen en dun blond haar op zijn kruin, waar zijn schedel door schemert. “Mevrouw Verdonck, u eet volgens mij te weinig”, zei hij zonder omhaal nadat we beiden plaats genomen hadden. Ik voelde me ongemakkelijk. “Weet u hoeveel u weegt?” Ik schudde mijn hoofd. “Nee”. “Komt u maar even”, zei hij. Hij leidde me naar een witte elektronische weegschaal die aangaf dat ik 42 kilogram woog. Dat is weinig, maar het valt nog mee, vind ik. Per kilo meer geef je ook meer dan 60 euro per jaar uit, had ik uitgerekend. Het is een kwestie van evenwicht. “U zit een stuk onder het normale gewicht voor iemand van uw lengte”, zei hij met een strenge blik. Het was alsof hij een kind toesprak. “Maar dat verklaart niet waarom ik zo vaak flauw val”, antwoordde ik. “Dat weten we niet. In ieder geval is het niet goed dat u te weinig weegt.” Hij zuchtte even. Het was niet op te maken of het uit moedeloosheid of ergernis was. “Kan u me even zeggen wat u op een dag eet?” “In de ochtend begin ik met een boterham of een kommetje havermout met melk. ’s Middags eet ik enkele boterhammen, afhankelijk van hoeveel honger ik heb, en ’s avonds neem ik een warme maaltijd”, zei ik. Dat laatste was niet helemaal waar: ik eet vaak ook ’s avonds enkele boterhammen, met wat zelfgemaakte soep. Ik vond alleen dat dat niet goed genoeg klonk. Hij knikte even. “Mevrouw Verdonck, u moet meer proberen te eten. U weegt te weinig”, zei hij. “Ok”, zei ik. Hij zei niets terwijl hij geconcentreerd op zijn computerscherm keek. “Uw bloedonderzoek heeft niets bijzonders opgeleverd”, zei hij. “Ook uw andere resultaten zijn ok.” “Hmmm”, zei ik. Ik keek even naar mijn tas waar de twee magazines uit puilden en voelde een warme gloed. “Slaapt u goed?”, vroeg hij. “Ja, geen enkel probleem. Ik slaap makkelijk acht uur per dag”, antwoordde ik. “Dat is goed”, knikte hij. “Heeft u nog andere klachten, behalve het flauwvallen?”, vroeg hij. Ik probeerde niet te kijken naar het dunne, donzige haar op zijn schedel. “Nee”, zei ik. Ik had wel klachten over hoe duur het leven in het algemeen was, maar het leek me niet het moment om dat onderwerp aan te snijden. “Ok, dan zou ik graag binnen een maand terugzien. En ik zou willen dat u tegen dan drie kilo bijgekomen bent. Goed? Ik heb een collega die ook diëtiste is en zij zal u een voedingsschema bezorgen waarmee u terug dichter bij uw ideale gewicht komt. U moet ook meer bewegen, zodat u aan spierkracht wint. Ik zou u daarom stellig willen aanraden om naar een fitnesscentrum te gaan.” Ik antwoordde niet. Ik was een beetje overdonderd door wat hij zei. Een diëtiste en een fitnesscentrum: daar had ik geen zin in. Een duur dieet is het laatste wat ik wou. En een fitnesscentrum is weggegooid geld. Bewegen kan je ook gewoon als je buiten bent. Gratis. Ik zei niets en knikte. “Alles wijst erop dat u flauw valt doordat u te weinig eet”, zei hij. Hij stond recht en kwam terug met een stethoscoop en een bloeddrukmeter. “Uw bloeddruk is iets te laag, maar niets om u zorgen over te maken”, zei hij even later. “U weet dus wat u te doen staat: meer eten.” Ik knikte. Op dat moment besliste ik om niet meer naar op doktersbezoek te gaan. Er was duidelijk niets wat hij kon doen. En het zou me geld besparen.     ***     Het is alweer een goeie dag. Ik heb zes potten bosvruchtenconfituur kunnen kopen voor de prijs van twee. Een superpromotie. Ik moest er wel iets meer dan 20 kilometer voor met de fiets rijden, maar zo’n buitenkansje kon ik niet laten liggen. Ik eet vaak boterhammen met confituur. ’s Morgens en ’s middags, en soms ook ’s avonds, als ik geen zin heb om te koken en er niets in de diepvries zit om op te warmen. Deze avond eet ik opnieuw boterhammen met confituur. Ik eet ze op voor de televisie. Ik ben toch alleen, niemand zegt me wat ik moet doen. En als de televisie aan ligt, laat ik de verlichting uit. Je moet niet gek doen met energie, vind ik. Zeker niet nu de klimaatverandering zo’n probleem aan het worden is. Het schijnsel van het televisiescherm is meer dan verlichting genoeg. Mochten meer mensen denken als ik zou er waarschijnlijk veel minder sprake zijn van een energieprobleem. Mochten meer mensen mijn voorbeeld volgen, zou het sowieso een betere wereld zijn. Maar ze doen het niet.     ***     Krantenbericht van 12 november 2018.   De 42-jarige vrouw die vorige week dood aangetroffen werd in haar woning in Ene, in de Vlaamse Ardennen, is overleden aan de gevolgen van botulisme. Dat heeft het parket vandaag bekend gemaakt. De vrouw werd het slachtoffer van een bacterie die in een pot bosvruchtenconfituur zat, zo blijkt na onderzoek door het gerechtelijk laboratorium. Alle confituurpotten van het merk Delicata zijn meteen uit de winkelrekken gehaald. Het Federaal Voedselagentschap laat weten dat er van andere slachtoffers geen sprake is. Wie confituur van het desbetreffende merk in huis heeft, moet die meteen terugbrengen naar de supermarkt. Vanneste Food, de fabrikant van de confituur, zegt dat het laat nagaan wat er fout gelopen is. “Wij zien er streng op toe dat alle veiligheidsprocedures gevolgd worden, zodat we de kwaliteit van onze producten kunnen garanderen. We leveren al ettelijke decennia producten van uitstekende kwaliteit. We gaan er daarom ook van uit dat dit een alleenstaand incident is. Toch nemen we onze verantwoordelijkheid op en roepen we alle confituurproducten terug. We voeren een onderzoek om na te gaan wat er mogelijk fout kan gegaan zijn en of er gebreken waren bij de kwaliteitscontrole”, laat Pieter Dupont, woordvoerder van het bedrijf, weten.

Dominique Soenens
5 1