Erte

Gebruikersnaam Erte

Teksten

Jaja, ‘Goud’ kut

Ochtendstond naakt voor de deur van zijn appartement. Nog niet fris en met de haren van vorige week. Hij bonsde zijn voorhoofd in radeloosheid. De zoveelste gons in zijn schedel. En zijn kruin leek al even samengeperst als zijn waardigheid en het hout in het goedkope paneel dat lag tussen hem en het bed waar hij nooit meer uit wou. Misschien had hij zichzelf vervloekt. Het goede nieuws was dat dit betekende dat hij toch een beetje invloed had op de loop van de dingen, waar hij zich doorgaans compleet van afgesloten voelde. Hij was altijd naakt, ten prooi aan welke omstandigheden er naar hem werden geslingerd; waaraan hij niet was aangepast. Het was ook koud. Hij besloot zelfs niet te proberen een plan te bedenken om hier zonder kleerscheuren (dat vond hij grappig, hij snoof) of eerverlies uit te komen. Hij had daar al niet veel van op overschot. Hij rook koffie, maar het was niet zijn koffie. Er werden ergens eieren gebakken, een vriendin verhief haar stem, een hond stopte met blaffen. Ze hadden allemaal evenveel, niets dus, met hem te maken.  Dit was doodgaan. De schaamte. Meer nog was dit het leven, nog eens bevestigd.  Hij sloeg zijn vuist op de deur. Ze trilde, de klink rammelde een beetje. De vijzen zaten wat los en als compromis beloofde hij dat hij ze zou vastzetten. Maar de deur ging niet open.  Op zijn minst stond de vuilzak al in de gang.  Hij beloofde ook dat hij niet meer zou drinken, en dat hij de volgende dagen van de week gewoon zou werken. Hij wist dat het nu niets zou uithalen.    Na een hele tijd deed hij wat op zo’n onwaarschijnlijk dieptepunt, met grote waarschijnlijkheid iedereen zou doen. Hij ging kijken wat er eigenlijk precies aan scheelde, en zo mogelijk de lift repareren.   

Erte
20 1

n°7

De Stormhamer dobberde over de golf waar hij niet volledig doorheen kon beuken. Een witte spat steeg op rond de boeg, die zich in een plotse heuvel boorde en werd opgetild. Het water verliet het geval via de spuigaten. Water had zich het dek toegeëigend. Als een halfduikboot.   Hij had zijn maag voor het laatst gezien bij de vlakke zee. Hij had ze achtergelaten bij de eerste golf van drie meter. Sommige van hen waren in hun bed gekropen in hun opgeroerde hut uit pure ellende. Alleen hij stond daar voor zijn helmwiel, voeten op de grond genageld onderaan zijn weide geknikte benen. Blik geblokkeerd op de afwezigheid van de horizon, steeds gekluisterd aan de volgende siddering. Hij stuurde de boot kundig tussen die grillen van haar.Hij mikte zijn hoofd met regelmaat zo nauwkeurig mogelijk boven de ijzeren emmer. De inhoud stopte niet met klotsen nadat die zijn opstandige buik had verlaten. Ze was vertoornd, hij wist niet waarom, alleen dat ze zijn mannen niet zou nemen. Zijn baard was diepgrijs, met een lichte pluk onder elke mondhoek op zijn stevige kin. Onder de baard lag de wolkleurige kol van een dikke trui. Er zaten druppels in zijn baard, hij negeerde de zuurte achter in zijn keel. Naast zijn indringende ogen lagen diepgroevige kraaienpotjes. Zijn wenkbrauwen zagen er zwaar uit, hoe ze breed over zijn oogleden schaduwden.De kapitein gromde luid. Bij een volgende opwelling viel zijn muts net voorbij de emmer.Een volgend gevaar rolde verraderlijk gemoedelijk over het diepe blauw. Rolf kuste een hanger stevig in zijn hand. Zijn peppillen verdrongen de donkere iris bijna volledig. Het was geen water waar hij tegen opkeek, het was de structuur van de dood zelf. Deze was tien meter hoog, de Stromhamer werd opgetild maar daalde niet meer. Hij dreef in de lucht verder waar de golf eindigde. Een wolk voer voorbij. Bakboord. Rolf ontspande, zijn voeten braken vrij. Zijn schouders ontspanden. Volledig kalm draaide hij zich om, knipperde langzaam. Hij klom de smalle ladder af achterin de stuurhut en werd zacht op het bed neergelegd. Hij zonk langzaam weg.

Erte
0 0