De Vloek van de Blauwe Vogel
In een dorp heel ver hiervandaan zaten een oude man en zijn kleinzoon dicht bij elkaar aan het
haardvuur. Buiten was het stikdonker, al vele uren lang. De kleine jongen keek met grote ogen op
naar zijn grootvader en vroeg: “Opa, waarom maken elk jaar alles donker?” De opa slaakt een diepe
zucht, nam zijn kleinzoon op schoot en begon te vertellen:
“Lang, lang geleden hebben de mensen uit ons Rijk iets heel stom gedaan. Voor die daad moeten wij
voor eeuwig boeten. Het begon allemaal toen de Koning en zijn knecht gingen jagen. De jacht ging
goed totdat er een majestueus hert op hun pad verscheen. Onmiddellijk werd de achtervolging
ingezet. Na een tijdje echter, draaide het hert zich abrupt om en viel de Koning aan. De trouwe
knecht zag dit gebeuren en kon zich op het laatste nippertje tussen zijn Meester en het woeste dier
gooien. De dappere man overleefde deze heldendaad niet.
Plots verscheen er een klein, blauw vogeltje dat hem leek te wenken. De Koning gaf zijn paard de
sporen en volgde het vogeltje zo snel als hij kon. Het dappere beestje leidde hem via een kortere weg
terug naar de stad, wetend dat het hert hem daar nooit zou volgen. Tot zijn grote verbazing, bleef de
vogel hem volgen en hij besloot in zijn paleistuin te laten wonen. Ook ontfermde hij zich over het
arme zoontje van zijn knecht, die wees was nu ook zijn vader overleden was. Zijn moeder was reeds
in het kraambed gestorven. De jongen had veel verstand van vogels en daarom werd hij de
persoonlijke verzorger van het kleine blauwe vogeltje.
De kleine jongen was bij iedereen geliefd omwille van zijn altijd vrolijke verschijning. De Koning had
ook een zoon. De jonge kroonprins was een paar jaar ouder dan de arme jongen en was onvriendelijk
van aard en hooghartig. Vandaar dat het volk op handen droeg, terwijl men de Kroonprins liever
vermeed. Dit zinde de Kroonprins helemaal niet en hij verzon een plan om zich van dat klein
scharminkel te ontdoen.
Op een nacht sloop hij de tuin in, ving het vogeltje en draaide het beestje de nek om. De volgende
ochtend bracht hij huilend het lijkje naar zijn ouders en vertelde snikkend hoe hij de arme jongen het
beestje de nek had zien omwringen. De Koning en Koningin waren verbijsterd en diep geschokt door
deze onthulling. Ze wilden hun zoon niet geloven, maar die bleef volhouden.
Uiteindelijk besloten ze het volk te raadplegen. Beide jongens deden hun verhaal en men geloofde de
Kroonprins, geïmponeerd door zijn tranen en zijn schitterende verschijning. Hun woede was groot en
ze eisten het leven van de jongen op.
Enkele dagen werd het vonnis voltrokken. Toen het kind zijn laatste adem uitblies, kwamen er
honderden, misschien wel duizenden, vogels aangevlogen tot het Rijk in een volledige duisternis
gehuld was. De geest van het kleine vogeltje verscheen en zijn stem weergalmde door het Rijk: “Elk
jaar op deze dag, zal de stad in duisternis gehuld worden en het onschuldige leven dat jullie
genomen hebben, zal gewroken worden.”
Vanaf dan verduisterden vogels op die dag de stad en namen ze 8 kinderen mee. 8 omdat de arme
jongen 8 jaar oud is geworden.”
Vermoeid door het vertellen viel de oude man in slaap. De jongen kroop voorzichtig van zijn schoot
en liep naar het raam. Het was alsof een stem hem naar buiten riep. Langzaam opende hij de deur en
stapte de donkere buitenlucht in. Duizenden vogels keken op hem neer en opnieuw voelde hij het
onweerstaanbare verlangen bij de groep te horen. Hij voelde hoe hij werd opgetild. Het volgende
moment bevond hij zich hoog boven het Rijk en keek neer op het verstilde Rijk. Rondom hem hoorde
hij het flapperen van vleugels. Nog 1 keer keek hij naar beneden en vloog toen, samen met de andere
vogels, de horizon tegemoet.