NonkelPie

Gebruikersnaam NonkelPie

Teksten

Avondje uit

Iedere seconde raasde een beeld van die bewuste avond door haar hoofd. Die avond die er voor heeft gezorgd dat ze hier terecht was gekomen, te wachten op een oordeel van zogenaamd onafhankelijke mensen. Mensen die haar van haar noch pluimen kenden hadden de oneerlijke taak gekregen om over haar toekomst te beslissen. Oneerlijk, want ze kon onmogelijk begrijpen hoe het plots gekomen was dat een slachtoffer hier moest staan. Dit was toch een plek voor criminelen? Opnieuw dwaalden haar gedachten af naar die avond...   Het was al zo'n leuke avond geweest. Van café naar café met alle kameraden. Of toch bijna alle. Enkelen waren ze ergens onderweg kwijt geraakt omdat ze gescoord hadden of zich gewoonweg te hard amuseerden. De helft van de overblijvers moest al ondersteund worden, inclusief zijzelf. Gelukkig was haar vriend er nog. Die reed iedereen naar huis die avond en bleef dus nuchter. Zalig om je verantwoordelijkheid zo uit handen te kunnen geven. Deze avond kon niet meer stuk. Dacht ze.   God weet het hoeveelste café ze bij aangekomen waren. Maar het ging er hevig aan toe. De beat was hard en alomtegenwoordig. Ze had de tijd van haar leven, tot ze effectief wou kijken hoeveel van die tijd al was verstreken. Op haar gsm zag ze vier gemiste oproepen staan. Ze waren allemaal van haar moeder. Ze raakte compleet in paniek. Er moest iets ergs gebeurd zijn, waarom zou je anders vier keer proberen te bellen op dit uur? Jammer genoeg had ze door haar drankgebruik niet gezien dat de oproepen al dateerden van ettelijke uren geleden, toen het nog best normaal was je dochter op te bellen. Dat had heel wat leed kunnen besparen.   Ze liep naar buiten om terug te bellen en waggelde een klein straatje in om zich tegen de muur te kunnen nestelen. De telefoon bleef maar over gaan. Ze staarde naar de grond in afwachting, maar het was moeilijk om de grond te laten stil staan. Geïrriteerd draaide ze zich om, met haar gezicht naar de muur. Nu pas zag ze iets uit haar ooghoek, maar het was al veel te laat. Ze werd keihard geduwd. Haar neus bonkte tegen de muur en voelde alsof hij gebroken was. Maar dat was niet het ergste. Ze werd vastgehouden door sterke, ruwe handen en kon geen kant meer op. Zonder moeite hield haar belager haar beide armen met één hand vast. Ze voelde hoe zijn andere hand onder haar rok verdween. Net als haar slipje gleden de tranen al snel naar beneden. Ze hield haar ogen stevig dicht, alsof het niet echt gebeurde zo lang ze het maar niet kon zien. Ondertussen spartelde ze zo hard ze kon om toch maar te ontsnappen aan haar verschrikkelijke toekomst. Ze probeerde de vingers die tussen haar benen langzaam omhoog gleden te negeren, terwijl ze alle macht gebruikte om uit die greep te komen. Plots voelde ze één arm zich bevrijden. Ze greep naar de vensterbank vlak naast haar en voelde iets liggen. Een fles? Het maakte niet uit, het was hard dus nam ze het krampachtig vast.   Kwaad omdat ze bijna ontsnapte, draaide haar belager haar om met haar gezicht naar hem gericht. Nog steeds durfde ze haar ogen niet openen. Hij hief haar op bij haar kont en sloeg haar benen rond hem. Ze bleef spartelen, maar het voelde alsof het allemaal geen nut had. Toen hij haar penetreerde, voelde ze dat zijn aandacht niet meer bij zijn handen was. Ze rukte zichzelf los en sloeg hem met het harde voorwerp. Langzaam voelde ze hem terug uit haar glijden en dat was het eerste moment in wat voor haar veel te lang leek waarop ze haar ogen terug durfde openen. Ze wist niet waarvan ze meest geschrokken was. De persoon die voor haar in elkaar aan het zakken was, was de beste vriend van haar lief. Ladderzat en zonder schroom dacht hij blijkbaar even zijn lusten bot te vieren op de vriendin van zijn kameraad.   Maar het laatste wat ze zag voor ze terug in de realiteit werd gezogen, was zijn keel. Het voorwerp dat ze had vastgehad, was inderdaad een fles. Maar dan wel een kapotte, zonder bodem. In de plaats daarvan was er enkel vlijmscherp glas. Een dodelijk wapen, zo bleek. Alhoewel dat nooit de intentie was geweest. Toch waren het die paar minuten die haar leven voorgoed hadden veranderd. Want hier stond ze nu. In een rechtbank, verantwoording af te leggen waarom de zaken zo gelopen zijn. Waarom ze verkracht is? Waarom ze een moordenaar is. Een slachtoffer berecht als dader.   Met de tranen in haar ogen keek ze achterom, maar ze zag weinig bekende gezichten. Haar vriend? Die was al lang vertrokken. Want zij had zijn beste kameraad gedood. Zelfs haar ouders keken haar niet aan. Ze durfden niet. Hoe kan je ook in de ogen kijken van een moordenaar? In haar hoofd schreeuwde continu een stem: "Maar ik ben geen moordenaar!" De stem raakte versmacht in de krop in haar keel. Ze was het dan misschien niet, maar tegelijk was ze het wel. Het feit dat er drank in het spel was, hielp haar niet in haar pleidooi tot zelfverdediging. Als ze eerlijk was met zichzelf, dan maakte de uitslag van deze rechtszaak eigenlijk niets uit. Ze werd bekeken als moordenaar. Dat was al een veel te strenge straf voor een slachtoffer, dacht ze.   Toen de rechter de enveloppe overhandigd kreeg, keek ze op. Nog nooit voelde ze zich zo hoopvol en hopeloos tegelijk. Het was toch al allemaal verloren. Maar ze wou de kans om te herbeginnen. Ergens ver weg, dat zou wel moeten. Hier werd ze enkel maar scheef bekeken. Maar ze wou een kans. Een kans om niet steeds afgemaakt te worden voor wie ze eigenlijk niet was...

NonkelPie
0 0

Symbool der herinnering

Diep van onder zijn kap neemt hij het gebouw voor hem in zich op. Het symboliseert zijn haat. Maar ook zijn liefde. Zijn tweestrijd. Tussen de tranen die vallen verschijnt een grijns. Die grijns verandert in een lach van onmacht, tot de volgende huilbui er op volgt. Zijn herinneringen houden hem gezelschap. Of liever… ze weigeren hem te verlaten. Als een hardnekkige kanker blijven ze steeds terugkomen. Hoe vaak hij zichzelf al heeft overtuigd om er gewoon mee te leren leven, het lukt maar niet. Dus zit hij hier. Alweer.   Terwijl hij rechtstaat, neemt hij de fles whiskey die op de grond staat in zijn rechterhand. Of hij geen single malt wou, vroegen ze hem nog in de winkel. Wat maakt het uit… Elke fles helpt vergeten. In één teug slaat hij het laatste kwart van de fles achterover. Hij kijkt naar het etiket, terwijl hij nadenkt over hoe het kan dat hij zijn hersenen zo snel uitmoordt, maar de herinneringen altijd maar overleven. Verse tranen spatten uiteen op de lege fles. Hij kijkt naar de zitbankjes die aan de toren bevestigd zijn. Hoger dan dat durft hij niet meer. Alsof hij het niet waard is. Alsof het hem pijn zal doen om tot de top te kijken. Onmacht wordt frustratie. Verdriet wordt frustratie. Te veel frustratie creëert woede. Nog voor hij er erg in heeft, spat de fles net als zijn tranen uiteen. Het onmiddellijke schuldgevoel lijkt niet logisch. Hij haat het. Maar hij houdt er van.   Met zijn hoofd naar de grond slentert hij naar huis. Wanneer de voordeur open zwaait, wordt hij begroet door de gloed van computermonitoren. Op de schermen zijn beelden te zien van de toren waar hij net vandaan komt. Gehackte veiligheidscamera’s tonen hem live hoe het volledige plein er nu uitziet. Hij gaat zitten en begint in de duisternis terug te spoelen. Eerst tot hij de fles in beeld ziet komen. Dan nog verder terug. Tot wanneer hij aankwam. Op geen enkel moment is hij herkenbaar op de camera’s. Steeds draait hij net op het perfecte moment zijn gezicht weg. Het resultaat van een half jaar alle hoeken leren kennen. Tevreden draait hij zich om in zijn bureaustoel. Tien lege flessen begroeten hem vanop de kast. De grijns keert terug op zijn gezicht, die al snel het gezelschap krijgt van een traan. Langzaam staat hij op en strompelt naar het bed. De wereld draait, zijn gedachten draaien. Toch overvalt de slaap hem al snel.   Wanneer de volgende avond valt, staat hij klaar aan zijn voordeur. Hij kijkt nog even door de gang tot in de woonkamer. Daar hangt zijn apotheose klaar, over een steunbalk geworpen en met de lus die hem lijkt toe te lachen. Maar het is nog geen tijd. De herinneringen aan deze stad hebben hem kapot gemaakt, dus gaat hij niet alleen ten onder. Naast hem staat een trolley. Zo’n typisch ding waar je bejaarden mee naar de markt ziet gaan. Hij neemt het handvat stevig vast en trekt het ding naar zich toe. Een gedempt gekletter van glas op glas is merkbaar. Hij kijkt er even naar en trekt de flap open. Hij haalt de bovenste fles uit en neemt een stevige slok. Vooraleer de fles terug te stoppen, werpt hij een blik het gapende gat. Daar zitten de flessen van op de kast. Leeg zijn ze echter niet meer. De fles verdwijnt terug in de trolley en de voordeur zwaait open. Hij is klaar voor de laatste tocht.   Uren wandelt hij rond, om zeker te zijn dat het stadscentrum verlaten is. Zo lang een enkeling gezien wordt, is het geen tijd. De stad moet doods zijn. Dood zijn. Doods zijn. Hij is niet meer in staat een verschil te zien. Na de zeventiende doortocht is hij het zeker. Er is niemand meer. Hij gaat zitten op het enige bankje waar hij buiten het zicht van de camera’s valt. Hij neemt de bovenste fles, opent ze en drinkt het laatste restje uit. Eens hij die heeft neergezet, neemt hij de volgende fles. Deze heeft geen dop. Alleen een zakdoek die uit de hals steekt. Nog even denkt hij over de verlossing die hem thuis wacht. Het einde van alle herinneringen. Het einde van zijn pijn. Maar ook het einde van zijn hoop. Plots slaat de twijfel weer toe. Met bevende handen neemt hij zijn aansteker. Maar hij kijkt niet naar de fles. Zijn blik gaat langzaam omhoog, naar de top van de toren. Terwijl zijn duim op het wiel van zijn aansteker rust, komen alle herinneringen als een sneltrein langs…

NonkelPie
0 0

Opleiding

Publicaties

Prijzen