Ik dacht zo ineens
Ik dacht zo ineens als men geleiding kon leggen van ogen tot dat plekje waar ademende accordeons gedachten ontvouwen, irissen zouden prima dienstdoen als schermen, zacht prijsje – afstandsbediening inbegrepen, dat als mijn moeder nu eens kabelaansluiting nam bij haar grauwe grijze immer snel wegkijkende en wij haar letterlijke denkbeelden aanschouwden van na de steak-friet tot net voor het journaal en dan -klik-, hoeveel tijd we zouden winnen. Elke ochtend terwijl ze in haar Snoopypyjama op haar hurken ons in kleren hijst, zegt ze niets zo tijdrovend als kinderen en niemand die zoveel hartzeer bezorgt als de laatste bewoner van je schoot - het zijn vooral haar deinende theezakjes die me toespreken,
als haar ogen televisies waren en haar mond op staande voet ontslagen dan zouden seconden zich opstapelen tot hoge torens van tijd, en dat ze me dan kan promoveren van kakkernest tot grote zus. Dat dacht ik dus.