Daar waar we ooit appelsienen
Echt waar appelsienen
Waar zacht gras tot boven de navels
en wij smalle schouders slalom
Waar oorverdovende krekels
Zomaar in de nacht
Waar ook meneer August
We noemden hem soms ook
édoewaar toelemoond bonzjoer
die de zon liet weerkaatsen
op zijn blinkende bol
romp voorop
Derrière en retard
Waar gebarsten stenen
met de allures van een burcht
Waar lage huizen zich kastelen voelden
maar toch - waarom niet
sliepen we onder de maan
tot de dauw als een ijskoud deken
Waar ook soms rimpels in het water
Waar ook soms geen rimpels in het water
ongelooflijk eigenlijk
Waar ook stil
Waar ook ooit stilte was
onbezoedeld
inderdaad ooit gewoon stilte
ongelooflijk eigenlijk
We luisteren nu en we zien
Het gras tot aan de enkels
luister het ruist
De stilte is verzadigd
Het is niet anders
Kastelen verkasten naar de lucht
Maar wat een geluk
Morgen zijn de appelsienen rijp