Goeiedag mevrouw, meneer, ga zitten, uw zoon, ziet u,
zijn geest spreekt van geweld om een gedoemde liefde:
een kwetsuur die smeekt om erger opdat wij iets zouden zien.
Ik weet, u wil het beste, maar het beste laat zich soms
niet grijpen: zijn onmogelijkheid moeten we hem gunnen.
Hij is slechts een joch, een zoekend kind, omzwachteld
met muziek die haast vergeten was in typische verlorenheid.
Zie het als de beste kunst: ze mag er niet zijn
en dan komt ze, als ze er niet kan zijn.
Ik zie mevrouw, tranen lopen langs de kanten van je wanhoop,
dat begrijp ik, maar je zal hem niet méér vatten door te willen.
Wij zijn samen onvermogend en we kunnen alles: dat is ons dilemma.
Hij zal ons de toekomst wijzen waar wij hem in gaan geleiden
Dat staat ons te doen en dat staat ons te wachten.
Het droogt je tranen niet maar meer kan ik niet zeggen.