wat daar rijpen kan is de geboden vrucht.
het verende kussen waarop hij een oor legt.
hij legt er een hand op, binnen is de gloed.
in een reflex neemt hij hem terug.
voor hij de blaren zalven moet.
de buik kan een rug bergen
als je als lepels in een lade slaapt.
je woelt hem bloot uit een dun laken.
de buik is een deinend veld dat zich strelen laat.
een huls voor organen, een weke bodem.
van het land is hij de modder die geen fundament draagt.
daar uit de diepte stijgt de stem van de pathos.
de buik laat zich niet achter ribben kooien.
de navel is een krater van vlees,
sinds we de streng verloren.