Uit de donkere hoek vanuit mijn hart kamer,
waar mijn duisternis zich bevindt.
Hoor ik gefluister, dat inslaat als een hamer,
voor een verzoek dat mij niet zint.
Het vraagt me om te kwetsen,
iemand, van wie ik hou.
Ik probeer hem af te ketsen,
maar zijn listen, ze kruipen al uit mijn mouw.
Hij heeft me bij de enkels,
mijn verraderlijke vriend.
Hij laat mij overschrijden van jouw drempels,
wanneer hem, of mij, iets niet zint.
Hoe erg ik het ook verafschuw,
huist het toch in mij.
Een toenemende schaduw,
het groeiend deel van mij.
En hoewel ik het toch niet doe,
ga ik niet volledig vrij.
Ik ben deze tweestrijd moe,
het is een deel van mij.