Laat je nog eens opschrikken
door Bijbels taalgebruik,
het is zo lang geleden
dat de tijden daarmee dweepten.
Rumoer en razernij
bevolken het onderschedelse
van pafferige mannen,
gevat in strakke pakken.
Het heeft met credibiliteit te maken
dat men dreigt miljoenen
over het hoofd te zien
wanneer men aanbelandt
bij het adequate antwoord.
Alles ketst nu nog in taal:
het opbod van de adjectieven
is de poëzie der naties.
Gedijend werkt ze zelden
naar een einde toe:
zolang de dichter in
het woord zijn meester kent
gebeurt alles
en voltrekt zich niets.
Welaan, welaan,
sta op dan, meester- dichter,
leer ons nergens heen
te willen gaan.
En voed de wijze vorst op
die de duizend zielen geeft
wat zij verdienen:
ooit zonder naties
onder wijsheid zelf te leven.