Hemelvluchten Dereyghere (6)

6 nov. 2017 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

 

Nog welgeteld vier keer ben ik die zomer naar Middelkerke getrokken. Nog twee keer zag ik Eva op haar wolkenkrabber die mij niet meer wenkte en als ik op het terras ging zitten terwijl ze zonnebaadde, beperkte ik me tot de vraag of ik haar rug niet moest insmeren met crème solaire.

 

Dat mocht, ook op het strand, waar ze een gelukkige bikini droeg. Ze vroeg er zelfs

naar : “Wrijf je mijn rug en schouders nog eens in?” en ging met stillere stem verder : ”maar zorg dat je hier geen stijve plasser krijgt.”

 

Het werd herfst, te fris op het strand en Micheline kwam eens per week naar Brugge, vaker dan ik naar Middelkerke ging. Ik kwam er zelden nog. Ze had een oppas gevonden die naast de deur woonde, een meisje van zestien, uit Georgië.

 

Het was midden december, koud, “koud genoeg om glühwein te maken”, zei mama en zette een pot op het vuur, goot er goedkope rode wijn in, kieperde er enkele stukken sinaasappelen bij, kneep in een citroen en voegde drie kruidnagels en een snuifje kaneel toe.

 

“Dat wordt lekker”, zei Micheline, die in de Noordzandstraat beige botjes was komen kopen en ze vroeg me of ik geen vakantiejob zocht, “in de kerstvakantie, de inventaris, in het winkeltje waar ik werk.”

Ik zei dat het goed was en op vrijdag 27 december verwachtte ze me, in het winkeltje aan de Baelskaai, om negen uur.

 

Op het afgeproken uur was ik daar, zelfs iets te vroeg en wachtte voor de vitrine. In matte letters stond op het raam ‘Dereyghere’ en daaronder, in iets kleinere letters, ‘Zeebenodigdheden’.

In de sobere etalage hing een duikerspak, een stuk visnet en op de vensterbank was zand gestrooid, lagen enkele grote schelpen, van Sint-Jacobs, denk ik. Twee waren felblauw geschilderd, drie paars.

 

“Je bent er al.” Micheline was naast me komen staan. “Heb ík geverfd,” zei ze, nam een sleutel uit haar sacoche. De sleutel hing aan een dobbertje en met haar knie duwde ze tegen het deurframe. “Anders lukt het niet.” Ze trok een gezicht als een gewichtheffer die een papieren bootje ging heffen, maar dan veel eleganter. Een glimlach deed uiteindelijk de deur open en ze leidde me de winkel binnen.

 

Touwen in alle kleuren, kettingen, vernikkeld en verzinkt, een rek met strakke surfpakken, bakjes met schootklemmen, sluitingen en ander roestvrijstalen spul, rollen kabels voor het want van yachten, et cetera.

 

Ze stak de tl-verlichting aan, zei dat we konden starten. ”Begin jij met de touwen,” en ze gaf me een blad met daarop alle diameters en kleuren. “Moet ik dan alles afrollen en meten?” vroeg ik. “Welnee, zotje, de omtrek van die grote haspels is tachtig centimeter en van de kleine vijfenveertig. Je schat het aantal omwentelingen dat er nog op zit en je vermenigvuldigt. Hier is een rekenmachientje.” Ik begon.

 

Rond half elf kwam er een eerste klant. Een man met een oprit, die een kunststof ketting zocht. “Met van die witte en rode schakels”, legde hij uit, “in plastiek, je weet wel.”

“Sorry,” zei Micheline vriendelijk, “ik had je graag geholpen maar die hebben we niet. Misschien kan je het met een touwtje doen. We hebben er ook in fluogroen. Goed zichtbaar”, maar de man bedankte en ging weer weg.

 

Na de middag kwam nog een tweede man, in een naar mijn gedacht veel te strakke broek en die kocht zonder veel te aarzelen een ganse rol witte polyesterkoord van vijftien millimeter. Ik verminderde de hoeveelheid in de inventaris met honderd meter.

 

Dat was de enige klant die die dag iets kocht en tegen vijven hielden we er mee op, met de inventaris. Over de middag had ik wel de boterhammetjes gegeten die Micheline thuis met schouderham belegd had, maar ik kreeg al weer honger en nam afscheid.

 

“Kom je maandag terug,” vroeg ze, “die bakjes met het kleine gerief moeten nog geteld worden. Dat klaar je wel op een namiddag. Kom tegen één uur.”

Ik zei dat het goed was, kreeg nog een kus op het voorhoofd, verliet het winkeltje en langs die kaai daar, met stapels grijze bakken, hopen netten en meeuwenkak stapte ik in de richting van de Spuikom.

 

Bij Georgette (de naam van het winkeltje vlak bij het tramkotje) kocht ik een zak chips met pickles.

 

 

 

pagina zes van

'Hemelvluchten Dereyghere'

(deel 2 van mijn e-boekje 'Ricky Minnaerts Somertijd')

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

6 nov. 2017 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket