een schok klieft de vloer,
de kamer schuift uiteen en ons midden valt
als puin in een kloof. een stilte waarin stof stijgt.
het maakt ons grijzer en blinder.
ik voeg er een vraag bij, een steen die valt.
even later, de stille plof die de bodem bewijst.
is het een uitgesteld antwoord? het stof daalt.
nog altijd sta je stil en roerloos tegenover mij.
je lippen wijken niet en op je tong smelt gruis.
mijn stenen zijn op. we kijken van elkaar weg
door het schuifraam, naar het antwoord in de tuin,
naar het groen dat de kloof dicht.