een kloof, uitgesleten door een rivier.
een blik in de diepte snoert ons de keel af
en weegt op de borst. daar baadt een bodem
in een schaduw die de vrije val uitlokt.
wij, doof voor elkaar, kiezen de eigen kant
tot het midden een brandpunt, een raakpunt wordt.
enkele stappen achteruit, tot we ver genoeg van de rand
pijlers heien die een raakvlak dragen kunnen
de weg naar een belofte, door geen overkant ooit ingelost.
we spannen kabels alsof we de kloof dichttrekken.
tot we traag naar het midden schuifelen
twijfelend aan de kracht van de brug.