Zwetend dekbed tiert als een schuimkraag boven mijn lauwe ledematen
De nacht is eerder een mierzoete wiegezang
Een afgemeten brouwsel van straatgedruis en vuilnisgeritsel
Een zwart patroon
Vrouwelijk figuur die je tot in der treure achternazit
Duisternis is een dronkemoeder
Zij stoot werkelijkheid overal tegenaan
De slaapdrank van de duisternis, een halfleeg biertje aan het vensterraam
Een nacht wordt uitgeslapen
Duisternis wordt herbeleefd
De nacht laat je dromen
Duisternis schrikt je wakker
De nacht is eerder een mierzoete wiegezang
Duisternis, een dronkemoeder
Ik schreeuw luider dan de duisternis
Ze teert als een lever
Iedere nacht groeit het net genoeg aan om ’s ochtends terug op te staan
Het riedeltje van de nacht kreunt door mijn hersenen
Ik wil wederom een brokje vertier, op zwier