drieschuldig buig ik, lauw, mank
warmeloze wolken dankend
oorloos, beugebeden, klam en
opgetwijfeld, hoe dat voelt?
verloren, niet begrepen, wie
ben ik, en wat waarom ach ja
veeleenheid alomtegen echter
in en buiten, zondvloed van
bewijs en kopje onder telkens,
heilig hardleers al wij warme
zondaars nu en ieder uur
kan het harder rauwer vader?
dieper kan het donker zoon?
zo zoek zo ver! de pech, de wachttijd
en het beven, en wanneer
mijn pinksterlik? mijn veiligfeest?
wanneer mijn derde dag?