halfweg bots ik tegen een vlak dat het pad dwarst.
ik zet een stap achteruit en schat de hindernis in.
daarnet keek ik er nog door, als door een groot raam.
nu kan ik er niet langer omheen. ik sta voor een spiegel
en wijk voor de man aan de andere kant.
ik kan hem niet voorspellen.
hij loopt achteruit over het pad,
een filmstrook die eindigt in een vluchtpunt.
flarden flakkeren op. het geheugen ontwaakt.
de man verkleint terwijl we voor elkaar wijken
tot je uit de verte nadert en hem inhaalt, achterlaat,
groter wordt dan hem. het keerpunt is bereikt.
ik snel vooruit tot hij op je schaduw trapt.