de bodem van de mand valt en ik volg.
de luchtballon waarmee ik over haar land vaar
schiet omhoog en mijn steile koers is meteen bepaald,
wordt zonder satelliet en zonder omwegen berekend.
mijn bestemming is de gesmolten kern.
aan haar land kan ik niet voorbij.
in de val weeg ik niet,
oefen ik alle manieren van vallen.
buitelen, me uitspreiden, me oprollen.
de vlucht van Icarus, de steen in de schacht van de waterput.
in de val test ik de weerstand van lucht en ontdek:
ik mis de stroomlijn van de druppel.
de hoop dat niets de val breekt
dat er in haar bodem een luik openvalt
en ik dieper kan. geen nood aan een scherm want in de val
wil ik niet lam als een marionet aan touwen hangen
maar vrij zijn en verlangen naar een kern
en de hitte die het ijzer week maakt.