Ik zag jou eens door een bocht
rijden in je kever, je rechteroor
lijmde je op je rechterschouder
zoals een motorrijder
zijn knie op het asfalt legt
en ik begreep dat er zoals altijd
twee soorten mensen zijn; die
die hun hoofd laten mee schommelen
met hun levensweg en die
die hun hoofd te allen tijde rechthouden.
Heb je ooit al eens zolang
naar iemands hoofd gestaard
tot je oogballen langs de uiterste hoeken
van je ogen lijken te willen ontsnappen
en wat je in het vizier hebt gaat lijken
op die mannetjes van marsepein op taart
die iedereen wil en uiteindelijk
toch niemand opeet.
Ik zet je op een berg zoete bucht,
maar weet wel dat je aldaar
je bol niet bewegen kan,
het is recht voor je uitkijken
of je nek breken.
Maar dan weet je ook eens wat het is
mij te zijn.