onderlicht 3. Koffie 3. Paraat ijlen 1.

IT
21 mrt. 2014 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

weet je nog, zegt hij.
Tsjeu doet niet eens de moeite om natuurlijk te zeggen.

als je jong bent, zijn dingen als een paraplu bij de hand hebben onbelangrijk, laat de regen maar vallen. toen Tsjeu jong was, had hij niet eens een portefeuille bij. gewoon wat geld in zijn broekzak, was alles wat hij nodig had.

als je dat vergelijkt met die dag in maart, leek hij oud. hij had sleutels bij zich, van het huis, de wagen, de brievenbus. hij had een zakdoek bij, iets wat hem vroeger nooit overkwam, niezen, gebeurde nu te pas en te onpas, en een keer had het hem verrast, dus sindsdien, altijd een zakdoek op zak.
natuurlijk had hij zijn telefoon ook bij, hoewel het een oud onhandig ding was, maar er was hem verzekerd dat hij binnenkort niet zonder zou kunnen. ze hadden even gelijk gehad, en toen niet meer.
hij droeg een bruinlederen schoudertas, wat daar allemaal instak, van jong kon je echt niet meer spreken, nee Tsjeu leek echt oud zo, bepakt en bezakt.

als je oud bent, zijn dingen als een paraplu bij hebben belangrijk, je haren mogen niet krullen. toen Tsjeu oud was, had hij altijd een portefeuille bij. gewoon zijn identiteitskaart erin, zijn geld erin, en kredietkaarten en tankkaarten en kortingsbonnen, maar nooit alles wat hij nodig had.

als je dat vergelijkt met die dag in maart, leek hij jong. hij had sleutels bij zich, maar niet van de garage, niet van het kantoor, niet van het kluisje in de bank, en niet van moeder's huis in geval van nood. hij had geen zes zakdoeken bij, niet eentje om zijn schoenen af te vegen, niet eentje om zijn voorhoofd af te wissen, niet eentje om voor zijn mond te houden bij ziekte, zijn ziekte of een ander z'n ziekte, en niet twee in reserve.
natuurlijk had hij zijn telefoon ook bij, maar geen tweede telefoon, hoewel het een splinternieuw snufje was, maar er was hem verzekerd dat hij er even mee door kon. ze hadden even gelijk gehad, en toen niet meer.
hij droeg een bruinlederen schoudertas, wat daar allemaal niet instak, van oud kon je echt niet meer spreken, nee Tsjeu leek echt jong zo, onbepakt en onbezakt.

zij hing als een maartse bui in de lucht. ik had mijn paraplu bij.

'ik weet nog meer'

'zeg het maar'

haar hak brak, ze klonk om, maar haar enkel was sterk, het was toch nog te vroeg om haar aan te raken, dat wist Tsjeu, zoals ze daar door de straten liepen. 

met z'n linkerhand hield hij de riem van zijn bruinlederen schoudertas stevig vast, zijn rechterhand zwaaide lichtjes tussen hen in. hij had haar bij het breken bijna bij de arm gegrepen, maar ze leek iemand te zijn die zichzelf kon corrigeren, of zo iemand leek ze te willen zijn. ze lachte wat onhandig met een halve lip bebeten. 

oeps was de gedachte, ze bleek tijd te hebben, na die eerste onbelangrijke woorden te hebben gesproken. ze gingen iets drinken, omdat dat zo hoorde. ze deden negen weken wat hoorde. drinken, eten, lachen, kijken. die eerste dag van wandel, struikel en afspraak gemaakt, dacht hij alles aan haar, om haar, van haar te kunnen beschrijven, dat hij haar kon vangen in schoonheid als oeps. maar oeps bleek een wederkerend fenomeen. het was die eerste keer toen zijn vingers langs de hare streken, toen het tijd was om dat te laten gebeuren, dat hij begreep dat ze niet te vangen viel, maar oeps wat was ze mooi. elke afspraak weer meer, elke week weer meer, werd ze per ongeluk mooier en mooier. hij hield van haar. zij van hem. het werd hen per ongeluk duidelijk. 

van die keer in de negende week, bleven woorden hangen als beloftes vol overmoed gemaakt. dat ze hem nooit zou verlaten. dat hij haar oeps altijd zou beminnen. ze zaten in een restaurant, het tafereel niet voor niets een tafereel, hand in hand verstrengeld, ogen die door kaarsvuur en boven rode wijn elkaar zoeken, onder de tafel voeten die sluipen, dichterbij, en hoe diep dat gevoel vanuit een bodemloze tijd terugkaatst, alsof liefde altijd zo'n prille tafel zet, om ooit terug plaats aan te nemen.

we spraken van dromen die we voor elkaar wensten uit te komen, van kinderen en een huis en hoe werk er zo niet toe deed, dat alles wel kwam zoals wij, in oeps, per ongeluk duidelijk. maar ook dat ze eerst wilde gaan, niet wilde zien hoe hij zou wegkwijnen als oud en ziek verkrampend mannetje, dat ze dat niet zou kunnen verdragen, dat hij verder moest leven twee keer zo lang als hij dat kon, dat zou haar gelukkig maken. hij dacht in oeps flapte ze er wat uit, zag niets zo duidelijk dan dat hij het haar beloofde. al wist hij niet waarom.

'dat ik me dat nog herinner, vreemd'

'misschien omdat je't moet weten, maar vertel verder, jullie gingen samenwonen?'

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

IT
21 mrt. 2014 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket