Routinedans

27 nov. 2018 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Om de hoek draait ze en richt haar ijzeren gelaat op mij om dan met tjirpend geluid zich net op tijd voor mijn voeten te stoppen. Ik stap op en analyseer de plastieke doos voor me, negeer haar maar ze blijft mij aan staren. Uiteindelijk haal ik een munt boven, en ze spuugt een ticket naar me toe. Ik zet me op de al te kleine éénpersoonsstoelen omdat ik niet graag in contact treedt met de ander.

 

De plof waarmee ik in de zetel neerval brengt een hele stofwolk naar boven. Het stof probeert een vorm aan te nemen maar nog voor ze dat kan doen, vindt ze een weg naar mijn neus. Daar nestelt zij zich kort tot mijn lichaam reageert op deze ongewenste gast. Een zware brul en bries vullen de wagon en iedereen draait zich om. Sommige mompelen gezondheid in mijn richting maar dat negeer ik, zo zit mijn natuur in elkaar.

 

Een ambtenaar die schuintegenover me plaats had genomen, bleef me echter gedegouteerd aanstaren. Zijn blik doordrong me en deze keer kon ik het gelaat niet vermijden. Ik keek hem verward aan in de hoop het op die manier snel op te lossen maar deze man was klaarblijkelijk op zoek naar een confrontatie. Ik wende mijn ogen af richting het uitzicht buiten en toch bleef zijn blik in mijn rug branden.

 

Toen de tram aan de volgende halte stopte, boodt het mij de kans om dit contact te breken. Ik stapte af en zou dan gewoon de eerstvolgende tram nemen. Maar de ambetenaar stapte mee af. Mijn handen begonnen te trillen en ik voelde een ongekende woede in mijn diepste binnenste kolken. De man zette zich op het bankje net achter waar ik stond en ging verder met zijn gapen.

 

Woest om me heen schoppend tegen allerlei kasseien probeer ik mijn ongemak duidelijk te maken. Tot ik helemaal uitbarst. "Waarom achtervolg je mij" schreeuw ik hem toe. "Hiervoor kan ik je laten vervolgen weet je dat?" Mijn handen trillen nu terwijl iedereen op het peron me bekijkt alsof ik gek ben. De man zelf blijft mij ook aan staren en antwoord niet. Ik verkoop hem twee rake klappen zodat zijn neus nu stevig begint te bloeden.

 

En nog blijft zijn blik onveranderd op mij gefixeerd. Op beide knieën val ik naast hem neer: "Wat wil u van mij? Wat heb ik u te geven?" Dan voor het eerst, en tot mijn grote opluchting, opent hij zijn mond en spreekt: "U heeft niemand iets te geven. U leeft al heel u leven in armoede"

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

27 nov. 2018 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket