de damp stijgt uit de materie
drijft onder neusvleugels, nestelt zich
in een holte van het geheugen
ons laatste avondmaal dat onaangeroerd bleef
de eerste staat van ontbinding van een verleden
hoe ik me van vroeger afkeer, opnieuw naar je sluip
tegen de wind in, om de sprong niet te verraden.
je geuren keur ik, ze voegen iets toe aan de smaak
van het weerzien, voorkomen dat ik gif slik
geuren, herkenbaar uit duizenden, raken me
lichter dan vingertoppen aan, ze herinneren me
aan de roes die we rug aan rug uitsliepen