tenen worden onzichtbaar
als ik in je sta als een badgast,
het schaadt me als ik zwem tussen vissen
met lamme vinnen, door de algenbloei verstikt,
ik keer me af van wat ze in hun vet opslaan
ze drijven met olie aan de schubben tussen schuim
de schroef van het schip roert in de plastic soep
smetvrees bevangt me
hoe kan ik je winnen nu je schaars wordt?
alleen zoet kan ik je drinken, zonder buikloop achteraf
te veel vloeit door riolen, zoals de kans op herstel,
van wat we lozen keer ik me af, van wat je
uit mij spoelt, van het zuur in de mist
en de cholera van hoogmoed