Vanop deze duin heb ik je meermaals geschreven.
De pen, zingend met de zee.
Wiegend het helmgras bevelend.
Het eindeloze uitzicht heb ik een blad gegeven.
Ik streek er je wilde haren
met de zonneglans in je ogen.
Proefde er je zoute huid,
waar ik elke parel vanaf heb gezogen.
's Avonds, onder de naakte maan
rolde ik naar de voet,
om van beneden, jij op je sokkel,
te streven naar je gloed.
Deze duin is waar ik je houd,
waar ik, op wandel door dit liederlijke leven,
al reizende rijzen kan.
Je maakt me wijzer, in eenvoud.
Deze duin is waar ik je houd.
RV39