ik ben trager dan het orgaan
dat klanken kneedt, de spons voor smaken
de spier, het weekdier, vastgeriemd aan mijn kaak
als hij doorslaat druk je hem met een spatel
tegen de bodem en kijk je als een arts in mijn keel
waar je de stem zoekt, het verloren woord
dat aan de huig hangt als een druipsteen
je pleit me vrij van smet en in de kus
wisselen we de kleur van een bekentenis uit
ik ben te traag voor taal, er is zoveel dat ik niet zeggen mag
traag schuif ik omlaag, als de tong van een gletsjer
schuur ik woorden los en sleep het gruis mee