mijn handen zijn verwant
aan molsklauwen en vleermuisvleugels
de bewijzen liggen in de gelijkenis van onze botten
met het verschil dat ik nooit blind in het donker
nooit langer dan de roes vlieg, dat ik enkel graaf
naar fossielen, ontbrekende puzzelstukken
ze brengen me niet bij het eerste ontwerp
god snurkt onder de tekentafel
soms keert iets terug van wat je verloren waande
de kieuwbogen van een embryo verraden onze wieg
dode vissen duiken weer op in rotsen, hoog boven zee
toch twijfel ik aan de zondvloed, geloof ik in de kracht
die de berg opstuwt, zo traag als nagels groeien