We zijn de klank niet vergeten

29 aug. 2019 · 5 keer gelezen · 1 keer geliket

Er is weinig moed voor nodig die de stilte in de overgebleven stad geluid in fluistert. Op het einde van zo’n passieve rol betalen we rood. De straten rood de huizen rood en de mensen rood met de dood op de wangen en de schemer op hun ramen die fluisteren in de taal die hun schermen hen doen kijken. Zij zijn van de wereld en de wereld even van hen. Slechts dan dat warmte gloeit in de woonkamer vrouwenbenen die stappen met een soepele parochie maar geen religie meer. Geen religie meer. Alleen maar de reeds beschreven stilte en het verstikkende aanzien van grijs. Iedereen loopt nog ondersteboven de gesprekken binnen. Maar niemand leeft nog. Soms reanimeert een man een man. Fluisteren dat ze de ambacht het licht mogen laten zien om alles draaiende te houden. Soms is het weten de kanker van de stad. Weten dat een wolkenkrabber een flatcomplex een immanent handgebaar dat een huis zou kunnen nabootsen een afscheid kan zijn dat we allemaal anders interpreteren binnen de vier muren die we ingesmeerd de opvoeding navertellen. Geen religie meer; alleen maar adempauzes en andere dagen die andere gebaren vragen. Symbolen die we in de stenen herkennen en de Belgische hoop belichaamt tot co-housing de grens over of de grens in.

 

 

een weinig zeggende straat

erin lopen en erin opgaan

weinig bedoelen dus bestaan is makkelijker dan voordien

je gaat op in het grijs en komt er grijs uit

adem je de kleur in

speel je de videotape van deja vu af en en speel je hem na

_______________________________________________

Je weet waar je voor staat en vraagt je af:

wat we hier doen, dat we dan aarden naar de complexe vormen en hun rituelen.

 

 

Je weet wat je zou kunnen doen. Maar de nacht die begint de dag en jij begint

je verleden opnieuw op een plek die weigert. De mensen die steigeren in de randen

die de kleuren gedag zeggen. Je zegt gedag.

Je weet wat je zou kunnen doen. Alles is herkenbaar

Iedereen te vervangen.

 

 

Geen wandaden zouden groot genoeg zijn voor de kamer van de aanpassing, geen enkel persiflage dat langer uit zichzelf

kwam als een geest in de cryptische nacht waarin alles eens gebeurde:

de aandacht gebeurde eerst, daarna volgde de aanwezigheid pas, wij die getuigen waren  van een klein leven dat zichzelf

verbood. De dood in dachten we met 2. Maar de scheve situatie was van ons gezicht af te lezen en je knipte mij een haarlok

die mezelf aanbood. De nacht waarin alles eens gebeurde, de statische inburgering van het volk gebeurde, en wij dus ook.

De slaap gebeurt. Het leven gebeurt dan weer niet. Wij zullen blijven communiceren als ons daarom gevraagd wordt.

 

Al hetgeen ons is overgebleven zijn de kleuren

zijn de wijze warme deuren naar kroegen en alcohol

zijn de weinige vormen van ontreddering letterlijk overal zichtbaar

zijn de stemmen hun tenor kwijt in de schandzalen

van de fluistering die wij voelen en die ons roert

van het vermaak met grote V van volk

van het angstige maar vrijblijvende

dat.

 

 

Ze zei nog:

Dat wat jij leven noemt stel je gelijk aan afstevenen op de dood. Zeg me wat je altijd al hebben wou.

 

In die nacht liepen we op de afgrond van het vermaak af die ons opat en wij kauwden samen mee tot de tijd opgedeeld kon worden in het verval dat alles en niets en wij met ons meebrachten en trachtten te verpletteren in ons gesprek dat met kwade tongen gevoerd moest worden en niemand ontevreden achterliet. Wij werden toen geboren en bevroren in de teleurstelling en het tijdelijke (de herinnering misschien). Wij het gebouw waarin wij woonden. Alles heeft 4 muren in de hoofden van het volk die samen loopt te stampvoeten op het vuur onder hun grond. De bossen op het platteland op de steden werden stil en verspreidden een wezen dat leeft in de quarantaine van de stad. We vergeleken de hemellichamen boven ons met de plekken waar we al kwamen die weinig commotie met zich droegen en we in stilte leerden appreciëren en waar misschien wel Suzy of was het Lien of was het omdat ik elke ochtend daarmee wakker werd en de muren voelde krimpen en ik daar zo stil lag maar klaarwakker de kleuren als een ziekte opdronk en met me mee zou dragen als mijn identiteit en dit dus NIET LEVENSLANG maar wel erg lang. Het was een fase waarin ieder van ons de afgrond vermaak van zich afdroeg tot onze voeten scheurden en we rood achterlieten wat we al gehad hadden die we van zo ver zagen aankomen. Sommige kolen werden scholen en wij leerden onszelf koesteren en in ons woonden de schoonste schepsels maar geen woorden voor dit maal om deze te vergelijken met wat echt was, tenminste dat zei ons de opvoeding telkens om rekening te houden met dat echte en dat onechte te verpletteren met onze visie.

 

 

 

We liepen de letters stuk tot machinaal geweld die we in

namaak of gesprek aan de kaak stelden.

 

Ze zei: on a parlé beaucoup ce soir mais qu’est-ce qu’on va boire?

Ik eindigde in haar woorden

die de tafel en mijn hoofd omgooiden.

Ik gooide hem om en keek ernaar zonder te vermoeden

dat alles van die dag aan anders zou verlopen binnen de lijnen van het mijne

die de symmetrie van A en van B en C en van Q R S T U V W

qu’est-ce qu’on va als het bier in de hoofden zwaar wordt

en de woorden dus licht, wat dan, als de lichamen hevig

en de levens langer (?)

de binnenste waarheden de buitenste worden

en alles boven op onder rond en om hemellichamen worden

die we aanstaren en fata morgana over verspreiden maar in ons eigen zelf

en bleven we de woorden stuk beleven tot de machine van volgzame dromen

die ambivalent genoeg de dag nadien ons de hand kwamen schudden.

 

Ik werd bij je wakker en ik schudde tot frequentie gedragen tot ik je heel wat

moeite kostte en mezelf wakker kuste want ook dat was liefde

toen daar op die moment op die plek

qu’est-ce qu’on va vertel het me

si on est ici parfois en niet genoeg.

 

 

Werden we snel een beroep en deden we dat zoals het hoorde de bloemetjes buiten zetten liepen we onszelf voorbij de straat uit in de mond van een sekte die we in ons geloof droegen en nog voor ik het wist was ze een machine die me aanstond en ik die me afvroeg of we bakens konden verzetten door samen te zijn, dat terwijl we juist enkel en alleen onszelf zouden kunnen verzetten maar dat was in feite genoeg en dat pak stond me zo goed die avond maar ook dat geloofde ik niet genoeg en daarom groef ik mezelf diep in.

Met mijn rug zat ik naar mijn weg die ik bewandeld had nog voor alles nog voor de wezens me elke nacht kwamen ophalen en in fluisterde monogaam om te gaan met de vrouw nog voor andere paden die ik bewandeld had me überhaupt deden nadenken over deze ziektes

nog voor jou en mij en wij

nog voor de Q R S T U V W

nog voor de nacht die de dag inluidde die de stand van zaken alleen maar bevestigt en versterkt

en die weg lachte terug maar het was mijn rug die nee zei dit keer

en ik wilde alleen maar het nu en in dit nu zijn en alles dat eens achter mij was en toen nu was

leek me overbodig omdat dat mij wel gevormd had maar niet vermomd, gelukkig maar.

 

Alleen ikzelf vermomde mezelf nu in het nu.

 

We liepen daarmee alles en iedereen en onszelf voorbij in de woorden.

 

Zonder meer zou ik kunnen zeggen dat dit ook wel geldt voor de muziek die mijn oren verveelt en streelt en geel kleurt van jaloezie maar ooit zal ik eens op de planken de andere oren geel maken van het zicht dat ze zijn en het zicht dat ik ben. Muziek die de Einsturzende Neubauten van het volk is. Muziek die de angst van de mensen kan verdragen en tegelijkertijd deze ook verzinnen in een andere taal die nog geschreven moest worden maar de moment dat die specifieke klank de oren betrad was ze er en ging ik ermee aan de slag. We raken snel uitgepraat over deze zieke lucht die ons manipuleert en vervuilt en bebouwt met grijs en vrijheid.

 

Ik vind mijn weg hier niet lieve; we hebben te lang gewacht met ziek zijn en nee zeggen tegen de impulsen tegen de de opties die ook nee zeiden en tegen de wijde wereld die ons alleen maar toelacht en daarmee verplettert. 

 

 

Someone somewhere in summertime

Somewhere someone probeerde ik de situatie aan mezelf te spiegelen aan de buitenkant,

het gesprek zal stoppen,

de mensen zullen de dood dragen in de steden,

die ook de dood zullen vragen in steen,

de mensen zullen alles uitspreken met een andere tongval,

de ziektes zullen zich verspreiden in de gebouwen,

new city old buildings

maar vooral zal ik nog bij je zijn

en de wachtende mensen een weg geven die achter me ligt en

met mijn rug zat ik naar de weg die ik aanbood.

Same town.

 

Hasta la via.

Ze zegt dat ze nooit genoeg de maniak in mij heeft herkend;

maar hoe zou zoiets uitspreekbaar moeten zijn dan?

Met de tong van een maniak,

met de tred van een maniak,

met hand van een maniak en de andere nog van mezelf

loop ik het weinige dat nog staat binnen

de kroeg

de alcohol,

dat weldra in mij zal liggen samen met het bijkomende gedachtengoed

en vriendschap.

____________

 

 

 

Ik eindigde mijn woorden ook op tafel

zoals ik alles daar eindigde: mijn gedachtestroom

in het hier en nu en toen hebben we geklonken op de

beterschap die om de hoek leunt van de omkadering waar

we nog steeds onze plek kennen en de armen verdubbeld terwijl

de waanzin stagneert en zijn omzet vindt in andere lichaamsdelen die

omhoog geworpen een symbool van veiligheid kunnen betekenen.

 

Ik heb toen nee gezegd en ja gelachen

zoals wel vaker het geval is met mensen

en heb toen de tonnen ervaring omhoog geworpen

zodat iedereen het zien kon hoe en wat en waar

en toen iedereen zweeg heb ik niet langer gezwegen

zodat ik me zoals nu tussen de regels bevind

en mijn hoofd hef ik op en dus ook de pen

en *knip* ik ben vrij van de taal.

 

De weg die zich aanbood was hard en steil maar dat is nu dus hoe het altijd gaat:

hard en steil

zei ze

en we lachten en we hebben ook wel gehuild maar net niet genoeg om groter dan onszelf te zijn

want dat is hoe je groter dan jezelf je emoties laat zien aan de buitenwereld;

een volk dat écht samenleeft what a life to have time

& what a man makes a man niemand die het nog weet maar gehuild heb ik

tot in vroege uurtjes waarin de gebouwen niet langer grijs maar slechts heel even

zacht rood tot bloei komen en ik mezelf zie zoals ik ben.

 

Ay ay ay I am a monkey man en echt ver ernaast zat hij niet, omwille van zijn jonge aanblik

zou ik hem plaats bieden in mijn verhaal zei ik hem en zo geschiedde dat ik hem vertelde.

 

Wat we toen hebben gedaan is een groot geheim wordt er gezegd maar niets is minder waar,

Ik heb  toen zijn hoofd als steen gegrepen en zijn dacht dat het een huis zou kunnen zijn,

een huis voor veel en weinig tegelijk en dat menselijke ervan zou ik willen kneden

tot iets buitenaards van omvangrijke grootte die ik van onderen uit kan bekijken.

Hij heeft toen zijn hoofd bij de haren gegrepen en liep naar buiten, daar waar het nacht was tenminste,

en hij dacht aan haar en als hij naar boven kon kijken, kon zij dan ook? Nee, nu alles stil werd en alles gladgestreken zoals de vlakte hemellichamen die hij aanschouwde en als rechtstreeks bewijs van zichzelf vond in het hier en nu

liep de afstand tussen hem en haar een blauwe lijn naar binnen in zijn ogen die hij greep aan zijn hoofd aan zijn haar

die hij nooit meer wilde loslaten want de situatie sprak nu eens in zijn voordeel:

alles was stil,

hij staarde de lucht dichterbij,

hij bestond echt

en als alles zo bleef zou hij voor altijd zo willen kijken met de ogen.

Bleef alles maar zo.

 

 

 

 

 

Je zou kunnen zeggen dat hij zijn stem had verloren in het mens zijn en verpletterd werd door het volk rondom maar nergens vond men zijn woorden meer dan in de keten gebouwen die grijs gegoten in de 2D van de 3D mij de ogen vulde; de staat was grijs, mijn lichaam rood, de dood droeg ik op mijn wangen en lippen en deze droogde op in de vlaktes waar de hemellichamen zowel boven als onder en daar en hier als wachter van de mens fungeerden terwijl de tijd was gestopt omdat men hem gegrepen bij de taal uitspuugde en alles en iedereen die stil was blijven staan besefte dat het tevergeefse geweld slechts een act van verwarring en angst was geweest.

 

De politiek kan vliegen ik zeg het u.

 

en nergens hebben ze de waanzin beter beschreven dan in boeken

waar de werkelijkheid zich plooit

en de vormen rekbaar zijn

zonder dat ze hun waarde verliezen of verdwijnen in de camouflage

van de overdaad

alles is al té veel aanwezig dus we kunnen net zo goed overdrijven

zonder dat het zal opvallen in het kluwen woord

die zich bevindt in straten in gevels waar ik langsloop

in de deuren die ik probeer in te trappen in de wagens

die scheuren en dat geluid nabootsen heel hun leven lang

in de postkantoren waar in uit is en uit in

waar de taal circuleert

waar de muren omhoog gaan en zo ook mijn blik.

 

Daar bevindt het zich dus. Boven mij. Altijd al boven mij.

We worden geboren en weten niet genoeg. Zodat weten nog

weten is gelukkig. De muzikant schreeuwt en kent zijn tekst

nog. De weinige toeschouwers vergeten de zin van het bestaan

en gaan en komen terug en komen opnieuw en opnieuw en weinig

is nog zeker maar dit is alvast zeker: jij, ik, wij, en zij dat is een understatement.

 

Zo wil je je bestaan bevoorrechten en de kennis opdoen die je wekelijks moet opdoen opdat

de kennis uit is en de bron ervan in. Je houdt jezelf altijd bij je en verstuurt jezelf slechts zelden

naar de anderen die wel rond je heen bewegen want het zijn lichamen maar jezelf dat ben jezelf;

je gedachtegoed dat ben jij niet;

je persona dat ben jij niet;

de tekst die je vertolkt in sé dat ben jij niet;

jij bent alleen jij voor jezelf en niemand kan je zo nog wat maken

dus houdt je blik ijzersterk en adem je dagelijkse hip hop in want het is overal.

 

 

See you on the other side

want dat is waar de stad voor staat:

misdaad en de geile stenen bij de kilheid grijpen

zodat de stad weer ademen kan en zich vermomt

in de weinig aanwezige messias van vandaag en morgen liefst een andere

de stad draagt een religie als bijverdienste

en verdenkt jou jou jou en mezelf verdenkt mezelf

de aandacht die weerstaat de stedelijke ambivalentie

maar weinig is ons nog zomaar gegeven in een stedelijke revolutie die de goden over ons afgeworpen hebben.

 

 

 

Brussel 7 uur misschien maar het zegt veel over de gulden ochtend die zich verspreidt over mij en over de armoede.

 

Kneed je me mee tot inwoner?

 

We zullen weinig nog zeggen maar weinig is nog zeker:

Kendrick Lamar, dat is nog zeker,

Festivals bij regenweer maar je hebt anderen dichter bij je, dat is ook zeker,

Get God on the phone

maar het zal langer duren dan je dacht en dan komt de spijt bij je die je versmacht en verdomme

ook deze verplettert je,

je leven dat je bijstaat,

jezelf die jezelf van onderen aanstaart,

je naasten naast je,

niets blijkt voldoende als jij je je nog bent.

 

 

Ken je het kneden onder je vingers die je de lichamelijkheid  toedient in vormen mensen die nietszeggend de aanval kiezen in de vergeten uren voor de ochtend die iedere plek tot plek maakt en situeert in een web van zonden waarbij de spijt altijd laat de toekomst in suist en de vrouwen de lichamelijkheid bevestigen en wij ze naspelen als in een werkstuk dat een plek vormgeven kan waarbij de plek zijn rol als situatie plausibel vertolkt tot motief zijnde.

Ik schrijf erover en drink me de verplettering in die me weinig onbekend laat:

honey honey how you threw me de verplettering in de weg weg kwijtgespeeld de ontreddering of verbazing die me juist altijd bijblijft en zich afspeelt voor de ogen van volk dat zich verzamelt in de ziektes van mijn omkadering die zich vormgeeft in letterlijke zin.

 

Weten we wat te laat is?

 

om 10u opent ze zich de mond en praat ze eindeloos

onder andere de toekomst komt voorbij dan

kijk naar ons maar raak ons niet aan

zegt ze als ze aan zet is

ieder op zijn plaats op zijn tijd

 

het volk praat eindeloos over het einde

waar ze naar uitkijken in het aangezicht gloeit hun het leven

even maar

want de dood staat op hen geschreven

een ziekte is wat ze ademen

 

 

Zonder kader weten ze waar te eindigen in de liefde

want het is een herhaling van de emotie

die ze op het aangezicht verblijven in de grenzen, die ze in hen laten kruipen

zoals een zicht of een beeld dat je bijblijft en het ego parten speelt.

Alles draait om het volk en hun vaste stek.

 

 

 

 

De wezens die weinig nog aan het toeval overlaten en zich wegen tegen zichzelf om de zekerheid te bekrachtigen,

in een stad waar alles luid is en zwaar weegt op de torso’s en schouders van zij die het nog verdragen zich buiten bepaalde grenzen te wagen en de zieke auto’s horen scheuren en dat hun hele leven lang Sir, zonder te klagen of tegen de grenzen aan te leunen en de sensatie te bejubelen.

De wezens die weinig nog écht leven en slechts equatoriaal aanwezig zijn zoals de wiskunde aanwezig is,

zoals de evenaar aanwezig is en de geschoolde taal aanwezig is,

zoals de dood op hun wangen aanwezig is en de blijdschap in de magen,

zoals de lichaamsdelen van buiten maar ook binnenin aanwezig zijn,

zoals de muziek in de oren en de hemellichamen in de ogen.

________________________________________________

 

Het aanschouwen van een nieuw Venetië dat me terstond het oude Venetië uit de mond kietelt met nieuwe steden en oude gebouwen die een revolutie kunnen ontketenen in het blauw van gisteren in het nu van de herinnering die ik niet denken kan en niet denken wil en niet denken mag omdat alles plots moet en het stille denken dat zegt “het weinige komt eerst” maar dat weet je altijd pas erna, nadat de wilde weg zich in de ooghoeken slingert en wij hem afleggen, nadat de wateren dingen doen leven tot nieuwere dingen, nadat de man de vrouw vertrouwt en haar de kilte van een stedelijke nacht laat ontwarren, nadat Venetië zijn straten heeft schoongeveegd en het toerisme de jazz heeft ontdekt en het bloed de pijn en het zingen de stem van de stilte die zegt “het weinige komt eerst” en nadat het weinige eerst komt, komt het eerste ook weinig en nadat de weg de uitgang die in is heeft ontdekt en het in het uit en het uit het in heeft ontdekt en nadat ik mezelf heb ontdekt en als wij elkaar ontdekten openbaarde er zich ook een soort persoonlijk Venetië die wij aanraakten en in onze hand altijd met ons meedroegen en probeerden te vermommen in onze taal tot ook deze uit ons nu werd getrokken en wij hem konden herontdekken.

 

Daarna begon alles weer opnieuw

en zo ook de mensen die het vertikten bij te leren

van een hoopje water en een hoopje grijs dat toch menig woord sprak en spreken kon

wat op zich al een openbaring had kunnen zijn.

Daarna begon alles weer opnieuw

en ook de armen die de rijken verstomden

met geweld waarin eindelijk alles mogelijk was en de straten schoongeveegd

leerden ze alles wat ze weten moesten van A tot Z tot A.

Daarna begon alles weer opnieuw

van jou tot mij van binnen naar buiten die het zicht vormgaf

aan een stel ogen dat zich altijd maar naar boven verfde want het zijn de kleuren zegt men,

de kleuren die het kluwen dat we aanschouwen besturen.

Daarna begon jij ook opnieuw

en nam ik de telefoon in de hand, de angst in de schouders en erop

en de stem beefde en bad dat jij het niet vergat, ook tegen mij nog te spreken,

de aandacht te verspreken tot een hoopje medeleven want daar dat ik het voor deed

en de mensen deden het voor de abstractie van hun emoties,

die ze op de straten smeerden en aan de muren kleefden,

zoveel in herhaling vielen tot er niets meer van de oorspronkelijke betekenis te bekennen viel

en in ons gesprek ook de laatste adem gestreden was en ik inhaakte.

 

Ik heb gehakkeld als volgt:

On a parlé beaucoup ce soir, que’est-ce qu’on va boire?

Pas hésiter, pas hésiter

 

Maar de twijfel was al in de lijn geslopen en ik had mijn stem verheven tot een wezen zo klein

als de wereld soms ook wordt en zich dan opwerpt tegen de bolwerken die aan de muren gesmeerd

een betere naam krijgen zoals de geabstraheerde emotie die in de mensen schreeuwt om een stem.

 

 

Ik had al eens het verre weg beleeft, hier, in de tegemoetkoming met een verleden. Daar leerde ik de ingang

van de waanzin kennen als een scherpschutter op het puntje van mijn tong waar de woorden reeds klaarlagen

en schokten en beefden om een extase te bereiken waarin ieder persoon brak onder de druk en invloed gebracht

van de adrenaline die als het ware de riolering van de behuizing genoemd kan worden; waar de mensen huizen,

daar beweegt het weinige als een springveer die zijn armen samenbrengt en de vuisten balt tot spiermassa.

 

 

 

Hoe het alom gekende schudt tot een holle spier

Hoe de wegen kruisen tot machines met bijgevolg ontmoetingen, steden die in hun onderweg zijn geboren worden

Hoe ik jij en wij en het Ego de weg aflegden met alles en niemand rond ons

met de de hemellichamen boven

en de streep van rood vuur die uit het volk hun monden naar ons wees

“boven” - er was alleen maar boven ons als bewijs van onze moment

die zich nu pas langzaam ontspon en nu pas en nu pas

en vroeger was er niet meer

toen was alles zwart

en nu zal alles opentrekken en kan ik tevreden naar boven staren

de ik en de jij van de luchtwegen die ons hier nu vertegenwoordigt

en zo zal alles hier dan blijven

tot ons gemaakt.

(Dat.)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

29 aug. 2019 · 5 keer gelezen · 1 keer geliket