Wat moet gebeuren

3 aug. 2014 · 0 keer gelezen · 1 keer geliket

Ze heeft altijd een afkeer gehad van kappersbezoeken. Het zijn niet alleen de vreemde vingers die haar masseren, aan haar haren trekken of haar hoofd naar beneden duwen. Ze vindt de aanrakingen niet aangenaam, maar ze heeft geleerd hen te verdragen zoals ze een klamme handdruk in ontvangst neemt en daarna ongemerkt haar hand afveegt aan de achterkant van haar trui. Wat zij vreselijk vindt zijn de gesprekken die haar kapster telkens probeert aan te knopen. Ze haat het wanneer vreemden haar vragen of ze nog plannen heeft, of ze een man en kinderen heeft, waar ze werkt. Ze haat het omdat ze het onbeleefde vragen vindt, die beter minder gesteld zouden worden. Nooit houdt de vragensteller rekening met mensen die er niet in slagen een nietszeggende antwoord te geven.

 

Als het enigszins mogelijk is, wacht ze zolang mogelijk om naar de kapper te gaan. Helaas is ze niet begunstigd met een wilde krullenbol, waarbij mensen het charmant vinden dat het alle kanten uitgroeit. Ze heeft dun steil haar, dat er enkel in slaagt recht naar beneden te groeien. Als haar kapsel korter geknipt wordt, verandert heel haar gezicht. Ze ziet er dan jong en hip uit en niet als zichzelf.

 

Wat ze overwogen heeft is een zwijgzame kapper te zoeken, maar dan botst ze op iets wat ze nog meer haat: ergens binnenstappen waar ze nog nooit geweest is. Ze beschouwt zichzelf niet als wereldvreemd of sociaal gestoord. Ze kan best haar plan trekken in de bakker waar ze al jaren komt of de apotheek over haar deur. Maar als ze ergens binnenkomt waar ze niet weet wat ze kan vragen en  waar ze de kassa of de uitgang kan vinden, breekt het zweet haar uit. Bovendien is het onmogelijk om op nieuwe plekken een patroon te vinden. Soms moet je een nummertje trekken, maar het is niet altijd duidelijk waar. Dan zie je alleen een scherm in een hoek en mensen die naar hun papiertje kijken. Ze heeft de moed niet om vragen te stellen waar blijkbaar iedereen het antwoord op weet. Er zijn zelfs plekken waar men geen kleingeld meer wilt aannemen, waar ze haar hand uitstak en als reactie een vriendelijk “in de gleuf” kreeg. Waar die gleuf was en wat de link met de centjes in haar handen was, daar had ze even tijd voor nodig. Gelukkig wees het vriendelijke meisje achter de toonbank haar erop dat het voor de hygiëne is. En zoals haar moeder vroeger altijd zei, je kan nooit hygiënisch genoeg zijn.

 

Haar moeder oefende vreemde plekken met haar. Tijdens de vakantie voor een eerste schooldag liepen ze altijd een keer hand in hand over de nieuwe speelplaats. Ze heeft zich soms afgevraagd hoe haar moeder er in slaagde om overal binnen te geraken, omdat ze zich geen inbraakpogingen kan herinneren. Samen met haar moeder geraakte ze over elke drempel. Ze startten met samen naar de slager te gaan, waarbij haar moeder na enkele pogingen in de deuropening bleef staan. Dan gaf ze haar dochter een zacht duwtje tegen haar schouder zodat ze niet anders kon dan enkele stappen vooruit te zetten. Soms was de kassa te ver weg en keerde ze terug, tegen de stroom van mensen in. Haar moeder was nooit boos als ze haar bestelling nog niet bij had. Ze gaf haar gewoon nog eens een duwtje en fluisterde zachtjes in haar oor: “wat moet gebeuren, moet gebeuren.” Dan probeerde ze nog een keer en keek ze verschillende keren om terwijl haar moeder haar geruststellend bleef toeknikken. Als het haar lukte om terug te keren met alle dingen op haar lijstje, schonk haar moeder haar een stralende glimlach en zei ze zachtjes: “Als de gewone dingen lukken, lukt de rest ook wel.”

 

Ze wenste vaak dat haar moeder er nu nog was en samen met haar alle buurtwinkels kon verkennen. Dat haar moeder erbij kon zijn als ze op een nieuw werk het onthaal zocht, of in een café waar ze nooit geweest was een vrije tafel zocht. Wanneer ze ergens binnen stapte, keek ze vaak achterom naar de lege deuropening.

 

Vandaag kent ze de plek waar ze binnen stapt. Ze weet dat de deur een beetje klemt en dat ze moet oppassen voor de hoge drempel. De kapstok staat in de linkerhoek van de zaak en ze wordt meteen aangesproken door haar kapster die telkens een ander kapsel heeft. Vandaag zijn haar haren rood gekleurd en opgestoken. Ze weet dat ze meteen in de stoel aan de wastafel moet gaan zitten en dat het meisje dat haar haren wast zwaar in haar oor hijgt. Ze weet dat ze iets te drinken krijgt aangeboden, wat ze telkens afslaat. Ze is hier niet voor haar plezier. Ze is hier vaak genoeg gekomen om te zeggen dat het hetzelfde mag zijn als anders.

 

“Ben je zeker?” vraagt haar kapster. Ze knikt. “Je hebt natuurlijk dunne en steile haren. Je kan er weinig mee doen als het lang is.” Ze knikt opnieuw. De kapster buigt zich naar de spiegel en lacht. “We gaan er weer volume in brengen. Volume.” Ze zegt het alsof het een magisch toverwoord is en kijkt verwachtingsvol naar haar klant. Ze weet dat de vragen zullen volgen.

“Heb je nog plannen voor vandaag?”

“Werk je nog op dezelfde plek?”

“Heb je al iemand ontmoet?”

De kapster lacht. “Jij verandert niet. Mensen die niet van kapsel veranderen zijn vaak ook geen avonturiers in het leven.”

“Niet dat daar iets mis mee is. Doe maar gewoon, zeg ik altijd.”

 

Ze keek naar de spiegel en ze beeldde zich in dat haar moeder achter haar stond en knipoogde. Haar moeder zou de dingen die ze deed nooit zomaar gewoon vinden. Ze zou het nooit gewoon vinden dat haar dochter deed wat ze elke dag deed, opstaan, gaan werken, naar de winkel gaan. De kapper binnenstappen. En als er eens iets niet lukte, dan zou haar moeder zachtjes over haar schouder strelen en haar toefluisteren “wat moet gebeuren, moet gebeuren.” Gelukkig hoefde ze niet vaak meer over nieuwe drempels.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

3 aug. 2014 · 0 keer gelezen · 1 keer geliket