Allesverterend

14 okt. 2014 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Tussen mijn halfgesloten oogleden door keek ik naar hen. In de tuin was mijn schoonvader druk in de weer met zijn geliefde barbecue, houtskool en aanmaakblokjes, een glas wijn binnen handbereik. Mijn schoonmoeder riep hem vanuit haar hangmat goedbedoelde aanmoedigingen toe, maar hij werd er alleen maar zenuwachtig en prikkelbaar van. Het gebruikelijke tafereel. Straks kwam het gevloek, misschien heel even ruzie. Maar de uitkomst stond vast: mijn schoonvader die met geheven glas de retorische vraag stelde of er iets heerlijker was dan een gegrilde kotelet onder de Franse avondzon. Mijn vrouw Valerie trok er zich niets van aan. Zij lag op de stoel naast me, verzonken in een Aspe, haar derde van de week. Op mij lette niemand. Ze dachten dat ik sliep, en dat vond ik uitstekend zo. Ik lette erop dat ik zo min mogelijk met mijn hoofd bewoog. Mijn ogen zaten verscholen achter mijn zonnebril-met-spiegelglazen. In mijn schoot lag Kundera's 'Onsterfelijkheid', opengeslagen met de rug naar boven, zodat ik ook daar niet verraden kon worden. En intussen keek ik. Of beter: ik gluurde. Ik gluurde en genoot.

Ik kwam al jaren mee met de familie naar hun zomerhuisje in de Luberon. Tien dagen in de eerste helft van augustus, elk jaar opnieuw. Een goedmoedige routine, waar we telkens tegen op zagen ('Volgend jaar moeten we toch echt een keer ergens anders naar toe, gewoon met ons twee') maar ook weer heimelijk van genoten.

Vorige zomer nam ook Charlotte voor het eerst een vriendje mee. Lander was zes jaar ouder dan zij, en dus maar nipt vijf jaar jonger dan ikzelf. En vanaf was Charlotte ineens niet mijn kleine, onschuldige schoonzusje meer, en werd alles anders.

De manier waarop Charlotte zich in, om en langs het zwembad bewoog was haast niet te vatten in woorden. Het water golfde nauwelijks terwijl ze baantjes trok – haar duiksprong was van een volmaakte elegantie. Ook op het droge verloor ze niets van haar gratie. Zoals ze daar op haar strandstoel lag, een been gestrekt en een lichtjes opgetrokken, leek ze zo weggeplukt van de cover van Sports Illustrated. Een vrouw van net 20, met een lijf met – alle objectiviteit in acht genomen – de welhaast perfecte verhoudingen.

Charlotte was het type vrouw dat zich haast ergerlijk bewust was van haar schoonheid. Ze gebruikte die ongegeneerd om van alles van anderen - mannen - gedaan te krijgen. Lander was de eerste die haar langer dan enkele weken de zijne mocht noemen, maar hij was dan ook niet de eerste de beste; hij had het afgetrainde lichaam van een atleet, en op de koop toe ook een flink stel hersens. In enkele jaren tijd had hij zich aan de Antwerpse balie opgeworpen als dé strafpleiter van de volgende generatie. Geen wonder dat Charlotte wel perspectieven in hem zag.

Eigenlijk was alles als vanzelf gegaan. Ik had het niet opgezocht, of toch niet echt. Goed, ik was – inderdaad niet geheel toevallig – de badkamer binnengegaan, net toen de douche stopte met lopen. Maar dat was een instinctieve reactie geweest, een ingeving van het moment. Ik beschouwde het als niet meer dan een duwtje in de rug van het lot, een trigger die iets versneld in gang had gezet dat ook anders even goed onvermijdelijk was geweest. Nadien was elke sturing overbodig geweest.

Die enkele minuten in de badkamer betekenden voor mij een omwenteling, een Gestaltswitch. Ik had in de tekening waarin ik al die jaren een eend zag plots een konijn ontwaard, en kon me ineens ook niet meer voorstellen dat ik er ooit nog een eend in zou zien. Het werd een vakantie van gestolen momenten, van angst om betrapt te worden en van euforie om niet te betrapt te zijn, van verwarring en tegelijkertijd onmiskenbare helderheid. Alles was anders, en ik wilde nooit meer terug.

Weer thuis gingen we gewoon verder, namen lange lunchpauzes waarin niet gegeten werd, brachten elkaar bezoekjes als we wisten dat onze wederhelften niet in de buurt waren. Tijdens het kerstfeest dat we traditioneel met de hele familie in het ouderlijke huis vierden, verdwenen we tussen kalkoen en dessert naar Charlottes tienerkamer. Jarenlang werd ik er, als vriendje van grote zus, angstvallig geweerd. Niets dat er toen op wees dat daar, tussen de posters van boysbands en de pluchen beren, die warme gulzige lippen me naar een schitterende kleine dood zouden leiden, terwijl beneden mijn vrouw geduldig de sterke verhalen van haar nonkels en de klaagzangen van haar tantes doorstond.

'Is er iets beter dan een gegrilde kotelet onder de Franse avondzon?'.  Zichtbaar voldaan zat mijn schoonvader onderuit gezakt aan de feestdis die hij, de pater familias, de jager voor zijn nageslacht bereid had. Een laatste avondmaal voor deze vakantie, straks vertrokken hij en zijn vrouw weer naar België, 's nachts om de file te vermijden. Een mens zou van minder emotioneel worden. Vader stond op en bracht, met licht trillende stem, een toost uit op zijn grote geluk. Zijn dochters grinnikten om hun vader – je merkte toch dat de man een dagje ouder werd – en gaven hem een knuffel.

Picture perfect. Maar niet voor mij. Voor mij stond er te veel volk op het plaatje. Over de tafel heen zocht ik naar de enige ogen die er voor mij nog toe deden. Ik kreeg een schalkse blik terug, maar dat volstond niet. Niet meer. Voor mij was het geen spelletje meer. Ik wilde ervoor gaan, in alle openheid en eerlijkheid. Maar ik wist dat het niet vanzelf zou gaan. Het lot had opnieuw een duwtje nodig, een heel kleintje maar, en daar ging ik voor zorgen. Morgen was het game over.

We wuifden pa en ma uit. Eens de Toyota Carina uit het zicht verdwenen was, werden alle remmen losgegooid. Het volume van de muziek ging de hoogte in, in snel tempo werden enkele flessen wijn soldaat gemaakt. Ik zorgde dat de glazen gevuld bleven maar zelf dronk ik hooguit twee glazen. De meisjes wilden dansen. Valerie trok Lander recht; Charlotte drukte zich tegen mij aan, vol overgave en zonder een greintje gêne. Haar been schuurde tegen mijn kruis, ik voelde haar tepels door haar topje heen in mijn borstkas prikken. Bijna raakten onze gezichten elkaar. Ik keek haar recht in de ogen. Zonder knipperen keek ze terug. Zij leidde. Nu nog. Morgen zou het anders zijn, maar daar had ze geen idee van.

Middernacht. Tijd voor stap 1.

'Lander, wat denk je? Toertje met de mountainbike morgenochtend? Acht uur vertrekken?'
Charlotte keek me smalend aan.
'Wat is 't, broerke? Moet je je mannelijkheid bewijzen? Wel nog wat vroeg voor een midlife crisis hoor.'
Ik negeerde haar, bleef naar haar vriendje kijken: 'Wel? Je ziet het toch wel zitten?'.
'Allez, zoet, 't is vakantie, doe niet zo ongezellig, we slapen gewoon uit morgen'.
Dat was Valerie. Ze legde sussend een hand op mijn arm. Met een ruk trok ik hem weg.
Lander twijfelde. Zomaar weigeren zou hij nooit doen, dat wist ik zeker, hij wilde zich niet laten kennen.
'Ja tuurlijk. Maar iets later dan misschien, zo vroeg vertrekken is toch nergens voor nodig?'
'Halfnegen dan. Anders begint de zon te fel te branden voor we goed en wel vertrokken zijn.'
'Deal.'
In zijn ogen die kwajongensblik.
'Ik neem je zo hard te grazen morgen, kerel.'
Hufter... we zouden het nog wel eens zien, wie wie te grazen nam.

Slapen lukte niet echt, maar daar maakte ik me niet druk om. Geduldig wachtte ik tot de ochtend aanbrak. Om klokslag acht uur schoof ik uit bed. Ik keek naar Valerie. Het was niet meteen een flatterend zicht: ze snurkte, mond halfopen, een sliertje kwijl liep naar haar kussen. Ze was verzonken in een diepe, van alcohol doordrenkte, haast comateuze slaap. De eerste uren kreeg zelfs een aardbeving haar nog niet wakker, daar was ik van overtuigd. Ik boog me naar haar toe en drukte een kus op haar voorhoofd.

Ik ging naar de keuken en begon spek met eieren te bakken. Intussen bladerde ik door L'Equipe van eergisteren. Weerom was de trui van Nibali niet in gevaar gekomen.

Lander was om halfnegen stipt beneden. Geen seconde te vroeg, ook niet te laat. Ik had niet anders verwacht. Hij werkte in enkele happen zijn omelet naar binnen. Het beest.
'Zeg, die meiden zijn nog ver heen hoor. We kunnen net zo goed hier, op ons gemak...'
Ik onderbrak hem. Nee, dat konden we niet. Niet vandaag. Not part of the plan.
'Eerst fietsen maatje. Laat maar eens zien wat je kan.'

Het eerste uur was afzien. Gezien Landers alcoholverbruik van de dag voordien had ik verwacht dat een fikse kater hem parten zou spelen en ik hem makkelijk de baas zou kunnen. Maar hij bewees opnieuw het ongelooflijke recuperatievermogen eigen aan de jeugd en ging als een wildeman tekeer. Zeker toen de weg begon de stijgen zag ik sterretjes. Het was een stevig bergje, niet heel lang maar behoorlijke steil. Ik hield mijn blik strak gericht op Landers benen, die gestaag, soepel en tegen een verschroeiend tempo omwentelingen bleven maken. Zelf reed ik op een veel grotere versnelling, en ik moest uit alle macht op de pedalen stampen om Lander bij te houden. Ik voelde de verzuring toeslaan, mijn kuiten stonden op barsten. De top van het colletje kwam niets te vroeg. Lander hield de benen stil en keek over zijn schouder. Hij stak zijn duim omhoog en nam zijn drinkbus uit zijn houder. Voor mij was dat het sein om al mijn krachten bijeen te rapen. Ik ging op de pedalen staan en met enkele flinke lendenrukken reed ik Lander voorbij. Ik probeerde mijn ademhaling zo goed en zo kwaad als het kon onder controle te houden en terwijl ik passeerde, riep hem toe: 'Je dacht toch niet dat je me kwijt was?'. Dat was het kantelpunt. Vanaf hier nam ik de overhand. Lander mocht dan wel jonger, atletischer en krachtiger zijn dan ik, als het aankwam op stuurvaardigheid was ik zijn meerdere. En vanaf hier kwam het aan op stuurvaardigheid, durf en stuurvaardigheid. Die wetenschap joeg de adrenaline door mijn aderen, en ik sneed vol risico de eerste bochten aan. In de rechte stukken trapte ik nog bij, om de snelheid zo hoog als mogelijk op te drijven. Op geen enkel moment keek ik achterom. Dat was ook niet nodig; Lander was een competitiebeest, een echte winnaar, en ik wist dat hij tot het uiterste zou gaan om me te volgen, net als ik tijdens de beklimming. Ik concentreerde me volledig op de weg, elke inschattingsfout kon hier fatale gevolgen hebben. Een tegenligger trouwens ook, maar hier was haast geen verkeer, en daar rekende ik dan maar op. Toen we bijna weer in de vallei waren, hield ik voor de eerste keer in. Toen ik onder mijn oksel doorkeek, zag ik dat Lander enkele tientallen meters achterop lag. Ik wachtte tot hij nét dicht genoeg kwam om me te horen en riep hem toen toe: 'Bij de volgende bocht gaan wij rechtdoor!'. Rechtdoor, dat was een smal pad dat steil naar beneden het bos in liep.

Zonder een antwoord af te wachten stortte ik me naar beneden. 'What the fuck??', hoorde ik Lander roepen, maar onmiddellijk daarna hoorde ik de takjes onder zijn wielen kraken. Hoe verder we het bos in gingen, hoe stiller het achter me werd. Ik wist echter dat hij niet zou opgeven en keek niet meer om tot ik beneden kwam, aan een meertje. Dit was perfect. Hier kwam geen mens, niemand zou ons storen, hier kon je een moord plegen met enkel merels, lijsters en een zeldzame wielewaal als getuige. Ik plantte mijn fiets tegen een boom, en wachtte, de armen gekruist tot Lander ook beneden kwam. Het duurde vijf volle minuten, heel even was daar de twijfel – was hij misschien gevallen, of had hij er dan toch de brui aan gegeven en was hij teruggekeerd?

Maar eindelijk was hij daar. Uitgeput liet hij zich vallen. Daar lag hij dan, op zijn rug in het gras naast zijn fiets, ongecontroleerd hijgend, hyperventilerend haast, een vogel voor de kat. Een gevallen Apollo, even goddelijk als hulpeloos. Ik boog me over hem heen. Zijn ribbenkast ging vervaarlijk te keer, hij leek niet meer bij volle bewustzijn. Ik scheurde zijn shirt open om hem lucht te geven. Ik drukte mijn lippen op de zijne en streelde zijn gladde, gepolijste borstkas. Ik trok zijn broek naar beneden, haalde dat zeemvel van tussen zijn kruis, masseerde zijn geteisterde ballen. Hij kreunde. Langzaam kwam hij weer tot leven, mijn atleet, mijn Eros, mijn alles. Weldra zouden we voor altijd samen zijn, zonder verdere bemoeienissen.

Ergens rinkelde een gsm. Tegen deze tijd hadden L'Equipe en het fornuis wellicht hun krachten verenigd en de rest van het werk gedaan. Allesverterend.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

14 okt. 2014 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket