Quicki

29 okt. 2013 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Op een luie zondagnamiddag, een week na de gemeenteraadsverkiezingen, kregen we onverwacht bezoek van een bevriend koppel en hun twee kinderen. De jongen en het meisje sliepen, of deden alsof. In de gang lieten de vrienden de kinderen van zich afglijden. Hun vader rolde met de ogen. ‘Kom nu, kindjes, wees ‘ns flink!’ Het meisje lag verfrommeld op de grond. Haar broer gluurde naar me van onder een opgetrokken wenkbrauw. Van zodra hij zag dat ik het spelletje doorhad, kneep hij zijn ogen stijf dicht. Ze moesten de woonkamer worden binnengedragen. Daar ontdooiden ze pas, nadat we een tijdje geen acht meer op hen hadden geslagen.

Zonder hem aan te kijken, prikte ik de jongen van tijd tot tijd in zijn buik. Dat kwam me na enkele keren op een halve wurggreep te staan. De boosheid die de jongen daarbij voorwendde, was niet helemaal gespeeld. Er school een verkennend soort baldadigheid in, die hij van de stoerdere jongens uit zijn klas had geleerd. Hij ging nu naar de grote school. Zijn zusje zat onrustig op de bank op en neer te wippen. Telkens ik mijn tong naar haar uitstak, dook ze achter de rug van haar moeder weg.

Ik trok een nieuw register open. ’Jij bent een neushoorn zonder neus.’ Met een beschuldigende vinger wees ik naar de jongen. Hij herkende het spelletje meteen. ‘En jij bent kaka!’ ‘Aha, ik kaka? Dan ben jij’ – ik deed alsof ik lang moest nadenken – ‘een giraf zonder stippen!’ De jongen straalde. ‘En jij bent kakaaaaaa!’ Hij krulde schaterlachend achterover in de zetel. Zijn zusje kwam naast me staan. Om deel te hebben aan de pret, trok ze aan mijn arm. ‘Kakaaa,’ toeterde ze in mijn oor.

‘Kijk wie daar loopt!’ Hun vader wees door het raam naar de overkant van de straat. ‘De nieuwe burgemeester!’ Ik stak nog in de rol van gemankeerde circusdirecteur. ‘Quickiiiiiiii,’ riep ik uit. Iedereen in de stad noemde de nieuwe burgemeester ‘Quicki’, wat een verbastering was van ‘s mans familienaam. Voor de kinderen klonk het als een figuurtje uit een tekenfilm. Lachend keek ik naar het volwassen gezelschap. Mijn vriendin staarde me bedremmeld aan. Er lag een begin van plaatsvervangende schaamte op haar gezicht.

‘Misschien moeten jullie Quicki maar eens goeiedag gaan zeggen.’ Mijn kinderachtig gedrag had een aanstekelijke uitwerking op de vader. ‘Neen, niet doen.’ De moeder keek naar mijn vriendin. Maar de mannen hadden schik in de zaak. Ik pookte het vuur nog wat op. ‘Toch wel, toe, ga maar eens goeiedag gaan zeggen aan Quicki.’ De kinderen stoven de gang in. Het duurde een tijdje voor ze de voordeur uit het slot kregen. Ik hoorde ze onder elkaar konkelfoezen, zoals alleen kinderen dat kunnen wanneer ze iets ondeugends in hun schild voeren.

‘QUICKIIIIIII!’ schalde het door de straat. Samen met hun vader ging ik aan het raam staan. De nieuwe burgemeester was iets op zijn smartphone aan het intikken. Iets met een losliggende stoeptegel ongetwijfeld, of een verkeerslicht dat niet werkte. Ze moesten nog enkele keren roepen, vooraleer hij hen hoorde. Toen zwaaide hij stijfjes. Gierend van het lachen stormden de kinderen de woonkamer opnieuw binnen en begonnen aan een rondedans rond de salontafel.

‘Kom kindjes, we gaan thuis lekker wafels eten.’ De gekende truc om een einde te maken aan het gejoel. De kinderen lieten zich gewillig in hun jasje hijsen. Ik zwaaide hen na toen de wagen gekeerd was en toeterend de straat uitreed. In de woonkamer was mijn vriendin de lege glazen aan het verzamelen. ‘Onnozelaar,’ zei ze, ‘die kinderen zo dol maken!’ Zonder me aan te kijken, schudde ze het hoofd, alsof ze iets herhaalde dat ze me al honderden keren had gezegd. Ik liep naar haar toe en sloeg mijn armen om haar heen. ‘Jij bent een egeltje zonder stekels,’ zei ik. ‘Ach!’ Even dacht ik dat ze ‘kakaaa’, zou zeggen. ‘Het is al goed,’ zei ze daarentegen heel volwassen.

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

29 okt. 2013 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket