Moeder belt de slotenmaker

J.E.W.
2 nov. 2013 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Ze had zich de dag dat hij thuis zou weggaan helemaal anders voorgesteld. Met een meisje erbij, waarschijnlijk een blondje, zoals de meesten van zijn vriendinnetjes. Ze ziet hen samen wegrijden in zijn Golf cabriolet, zijn lachende ogen in de achteruitkijkspiegel terwijl hij zijn hand omhoog steekt in de blauwe lucht -het is altijd zomer in haar mijmeringen over hem- en hij roept: 'Dag ma' of omdat het toch een bijzonder afscheid betrof: 'Tot gauw, moeke'.

 

Zo gaat dat in het leven, had ze gemerkt: je hebt dromen en maakt plannen, en eigenlijk is het enige wat je met zekerheid kunt stellen dat het toch helemaal anders uitdraait op het eind. Het leven is te onvoorspelbaar om zelf op voorhand uit te tekenen. Het is hoogmoedig om te denken dat je de dingen in de hand hebt. Het zijn alleen mensen die geluk hebben, die achteraf komen zeggen dat ze het scenario hoogstpersoonlijk hebben bedacht, wat natuurlijk onzin is.

++

Ze was verrast toen ze de foto's van het slachtoffer zag: de vrouw was maar een paar jaar ouder dan zijzelf. Haar haar kleurde grijs bij de slapen, ze droeg een donkerblauwe vilten mantel met zeemansknopen, van het soort dat zij ook zou kopen als ze hem in de solden op de kop kon tikken.

'Deze vrouw had de tegenslag het pad te kruisen van deze beesten', sprak de jonge advocaat met een opvallend vaste stem. De toga die hem bij de aanvang van deze rechtszaak nog te groot had geleken, onderstreepte nu op treffende wijze de ernst van zijn pleidooi.

'In hun driest opzet haar te beroven, hebben ze haar neergestoken', sprak hij, daarbij zijn blik nu eens richtend op de rechter, dan weer op Steve en zijn vrienden. Hij keek nooit haar richting uit.

 

Het leek haar een vreselijke job, advocaat, omdat je je boterhammen smeert met het spaargeld van mensen die bang zijn om onterecht in de gevangenis te belanden. Je strijkt geld op dat eigenlijk bedoeld is om studies van kinderen te betalen of als appeltje voor de dorst, of je laat je betalen door criminelen, nota bene om ze te helpen om hun straf te ontlopen. Het zijn centen die een gewoon mens niet eens zou willen, maar ze begreep: iemand moet het doen.

‘Zoals de wetsdokter heeft toegelicht, maakte Théresia Geerts geen schijn van kans. De daders zijn gaan lopen als een stel laffe honden, ze hebben haar achtergelaten om dood te bloeden'. Myriam keek bij deze laatste woorden, die de jongeman met dramatische klemtoon uitsprak, alsof dat nog nodig was, zo onopvallend mogelijk naar de jongste dochter van de overleden vrouw. Het meisje zat al de hele tijd als in elkaar gedoken op de tweede rij. Ze zag er ongeveer even oud uit als Steve. Het was onmogelijk om te zien of ze huilde of boos was. Haar tante had haar arm om haar heen geslagen.

++

Ze had tijdens haar bezoekjes aan de gevangenis haar zoon nooit naar de leeftijd van het slachtoffer gevraagd. Hoe minder ze erover spraken, hoe beter. Zelf begon hij er nooit over, Steve was geen gemakkelijke prater. Vroeger had hij het met zijn vader nog wel eens over auto's of voetbal, dingen waar Myriam niet het eerste benul van had. Sinds het overlijden van Bernard, lieten ze het praten meestal maar voor wat het was.

Het eten in de gevangenis viel mee, had hij haar verteld, wat ze moeilijk kon geloven, want thuis lustte hij niets. Ze aten al jaren niet meer samen, dat is te zeggen: een stuk vlees en wat aardappelen met mayonaise, dat kreeg ze hem verkocht, zij aan tafel en hij voor de televisie. Voor de rest at hij bij Stanny in de frituur of bij zijn vrienden. Ze wist niet altijd waar hij uithing. Dat hoeft een moeder ook niet te weten; zolang hij maar niet dagenlang van huis bleef zonder een teken van leven.

Nochtans had ze gezegd dat ze precies wist waar hij was op de avond dat de vrouw was overleden. Hij had bij zijn vertrek geroepen dat hij naar Stanny ging, wat hij drie weken later herhaalde aan de agenten die hem verhoorden, net als vandaag aan de advocaat, de rechter en de rest van de mensen in deze zaal, waarvan Myriam zich afvroeg wat ze hier allemaal te zoeken hadden, behalve de dochter natuurlijk - dat verstond ze.  

Zijn trui stonk naar frietvet, daar had ze op gelet toen ze die ‘s anderendaags waste. In elk geval had ze niet gelogen toen de speurders haar vroegen waar Steve was geweest. Maar wat ze niet vertelde, was dat ze Steve diezelfde avond had gezien toen ze met Becky, haar maltezer, een ommetje maakte via de winkelstraat.

Aan de halte tegenover het gemeentehuis stond hij op de bus te wachten, vergezeld door Mike en David. Ze had hem van ver herkend. Hij droeg nooit een jas tenzij het stenen uit de grond vroor. Zoals altijd had hij de kap van zijn lievelingstrui ver over zijn hoofd getrokken en hij hield zijn schouders zo dicht mogelijk bij zijn oren tegen de kou. Hij leek wat op een grimmige kabouter, zoals hij daar bij zijn vrienden stond. Toen hij opstapte, stak Myriam haar hand omhoog maar op de achterruit van de bus plakte ondoorzichtige reclame voor Proximus, ze kon niet zien of hij terugzwaaide.

++

De gerechtszaal zag er modern uit, helemaal anders dan het statige eiken decor dat ze kende uit Amerikaanse films. Het gebouw had enorme glazen wanden,  alsof de architect de beschuldigden nog een laatste keer een panoramisch zicht op de buitenwereld wilde gunnen: uit medelijden - of net het tegenovergestelde. De muren waren monotoon wit en de banken en bureaus zagen er veeleer goedkoop uit, gemaakt uit hetzelfde glanzende grenenhout als het bed en bureau van Ikea die Steve voor zijn twaalfde verjaardag had gekregen.

De rechter schortte de zitting op omdat het middag was. Waar zou Steve nu eten? Zouden ze hem terug naar de gevangenis brengen voor dit uurtje onderbreking? Ze kon het hem niet vragen: hij werd naar buiten begeleid door twee ernstigkijkende agenten die hem elk bij een elleboog vasthielden. Hij had haar vandaag nog geen enkele keer aangekeken.

Waarschijnlijk zou hij toch gewoon zijn schouders ophalen, of hij het nu wist of niet, hij zou er niet zoveel om geven waar of wanneer of met wie hij precies at. Dat deed hij de laatste tijd vaak als ze hem iets vroeg, bijvoorbeeld hoe het was in de gevangenis en of er wat redelijke jongens in zijn celblok zaten - hij haalde zijn schouders op. Ze was er aan gewend geraakt. Elke namiddag tussen half drie en kwart na drie bezocht ze hem. Vermoedelijk vond hij die bezoekjes vervelend, maar het was eenzaam in huis zonder hem, en bovendien: ze was zijn moeder en ze had tijd, wat moest ze anders doen?

Het terras met de gele parasols en de plastic stoelen aan de overkant van het plein voor het justitiepaleis leek haar het meest toegankelijk voor een vrouw van haar leeftijd; daar nam ze plaats. Er was maar één kelner in het bijna lege etablissement, een smalle jongen met een wit hemd en een gele voorschoot bij wie ze een citroenthee bestelde. Hij keek haar misprijzend aan terwijl ze de aluminium verpakking van haar boterhammen openplooide.

'Verder nog iets, of bent u al voorzien, mevrouw?', vroeg hij. Ze dacht dat hij kon zien dat zij niet uit vrije wil naar het glazen gebouw aan de overkant was gekomen.

++

In haar herinnering was ze maar één keer ooit echt kwaad geweest op Steve. Het was toen Bernard nog leefde en zij op een middag samen waren gaan winkelen terwijl Steve op hun hond paste. Kenji was een levendige Jack Russel die Bernard ter ere van hun achttiende huwelijksverjaardag voor haar gekocht had. De hond was wat dommig, hij vergat bijvoorbeeld bij het apporteren steeds wie de stok had gegooid en ging er vervolgens maar wat doelloos op liggen kauwen in het midden van de tuin, maar ze waren weg van het beestje.

Toen ze thuiskwamen, was hen meteen de ongebruikelijke stilte in de gang opgevallen. Geen keffende Kenji die hen uitgelaten tegen de knieën sprong, geen gekrabbel aan de keukendeur, en nog voor ze haar verwondering over de opvallende afwezigheid had uitgesproken, zwaaide diezelfde deur open en stoof Steve de gang in, als een woeste wervelwind langs Bernard en haar heen.

'Zoek het maar uit', beet hij hen toe terwijl hij de voordeur met zo brute kracht achter zich dichttrok dat het leek alsof de deurlijst zou barsten, of dat de hengsels het zouden begeven.   

‘Je kijkt beter niet', zei haar man met tranen in zijn ogen. Kenji lag met zijn tong uit zijn bek op de koude vloer, onder zijn kop lag een plasje bloed.

Ze had Bernard maar drie keer zien huilen: toen Steve geboren werd, toen ze Kenji vonden en toen de dokter hen kwam vertellen dat hij, zesenveertig jaar oud, geen half jaar meer te leven had. Het werden uiteindelijk acht maanden, en zelfs in die laatste dagen kon hij Steve nooit helemaal vergeven.

++

Ze begreep niet veel van rechtspraak. Niet dat het haar niet interesseerde of dat ze dom was, het leek haar alleen nogal vreemd dat de uitkomst van rechtszaken waarover ze in de krant las zo verschilde. De ene keer leek de wetenschap zover gevorderd dat het onmogelijk scheen om de verkeerde dader aan te duiden, via dna-onderzoek of met soortgelijke technieken; sommigen werden tien jaar na de feiten nog opgespoord en veroordeeld. Een andere keer volstond het dat een crimineel een pruik opzette om vrij te komen wegens twijfel.

‘En daarom, edelachtbare, kunnen we onmogelijk besluiten dat mijn cliënt de dader is, of bij uitbreiding, dat hij zelfs maar aanwezig was bij de overval op deze vrouw, toen zij op tragische wijze aan haar einde kwam’. Aan het woord was de advocaat van haar zoon, een man die ze kende uit de kranten. Ze had nooit kunnen vermoeden dat ze hem nog de hand zou schudden.

'Maakt u zich maar geen zorgen, mevrouwtje’, had hij gezegd bij hun eerste ontmoeting. ‘Het getuigenverslag is zwak. De menselijke waarneming is onbetrouwbaar en bovendien was het aardedonker op het uur van de feiten. Men heeft zich slechts gebaseerd op de verklaring van één man, iemand met een twijfelachtige achtergrond. Gelooft u mij, we hebben een sterke zaak'. Maar hij was niet het type mens dat zij gemakkelijk geloofde, misschien was ze bevooroordeeld gezien zijn beroep.

++

 

De advocaat kreeg gelijk.

 

De rechter sprak Steve vrij bij gebrek aan bewijs, met de aanbeveling dat hij zich nuttiger moest maken voor de samenleving, door te gaan werken bijvoorbeeld, zodat hij zich kon omringen met properder volk, en hij zijn dagen niet langer in ledigheid moest doorbrengen, op café of in frituren. Het leven had tenslotte meer te bieden, zelfs aan jongens zoals hij.

Die laatste woorden van de rechter hoorde Myriam niet meer. Van zodra ze besefte dat Steve als een vrij man de zaal zou verlaten, misschien wel met haar mee naar huis zou gaan, viel er een last van haar schouders waarvan ze het gewicht niet ten volle had beseft. De spanning trok uit haar lichaam, ze voelde nu pas hoe verkrampt ze had zitten kijken naar de gebeurtenissen van de dag; ze wilde god bedanken en de rechter, de advocaat niet te vergeten.  

Steve draaide zich om naar de zaal. Hij had vast gewacht om haar aan te kijken tot hij de verlossende woorden van de rechter hoorde, uit schaamte of een soort van misplaatste trots: 'Zie je wel dat ik er niets mee te maken heb'.

++

 

Wat volgt, moet het moment zijn waarop ze in films het beeld bevriezen. In realiteit lijkt het gewoon alsof alles van een ongelofelijke helderheid wordt, een loepzuiver beeld tekent zich af voor haar ogen, alle geluid verstomt tot een doffe brij.

Steve kijkt niet naar haar.

Zijn blik schampt van haar af en landt op iemand wat verderop in de publieksbanken.

Hij glimlacht. Is het naar één van zijn vrienden? Is het iemand die ze kent?

Het is het blonde meisje op de tweede rij, de dochter van de overleden vrouw. Ze valt in de armen van haar tante. Over diens schouder heen haakt haar blik zich vast aan die van Steve. Als hij amper zichtbaar zijn lippen naar haar tuit, klaart haar gelaat op. Ze glimlacht en slaat haar ogen pas neer als haar tante de omhelzing lost.

Dat de menselijke waarneming onbetrouwbaar is, zoals de advocaat haar had gezegd, daarmee is Myriam het oneens. Ze staat recht, gaat naar huis en belt de slotenmaker. 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

J.E.W.
2 nov. 2013 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket