Donderdagen

27 apr. 2015 · 4 keer gelezen · 0 keer geliket

De donderdagen. Ze komen elke keer trouw tevoorschijn vanachter het gordijn van de week. Als alles goed gaat, rijd ik na de middag naar haar. Ik reken er steeds op dat ze me verwacht. Dat ze niet te erg in de war is en me herkent. Mij met plezier binnen laat in de oude villa, met rimpels op de buitenmuren en op het dak een grijs geworden hoed met rand. 

Ze opent de deur alsof ik een dochter ben, een brede lach begeleidt me naar de woonkamer. Naar de keuken, waar de hete koffie het kopje vult.

Het klontje laat ik liggen. De parkieten, die moet ik bekijken. Een hele namiddag wippen ze van stok naar stok. Het is geen lange-afstand-vlucht; misschien daarom de trieste vormen van de reservoirs. Ongezoet water, droog zaad.

Omdat deze vrouw uit 1932 ooit geschreven heeft voor een tijdschrift en haar echtgenoot boeken schreef die bewerkt werden tot toneelstukken, leest ze luidop wat ze tot nog toe noteerde.

De groengele parkiet is de hevigste van allemaal, hij lijkt de leider van de vogelbende. Hij pikt gulzig zaadjes uit het bakje weg, maar schijnbaar niet van harte.

De grijze parkiet is kleiner en jonger. Een mannetje zoals de anderen. Onrustig wiebelt deze vogel op steeds hetzelfde stokje, alsof deze de zijne is en geen ander gevleugeld dier er recht op heeft.

De twee witte vogeltjes zijn veel kleiner en van een ondersoort. Er is er één met een donkerbruine slab om zijn nek. Ze maken kabaal voor honderd. Het lijkt wel alsof ze deelnemen aan een wedstrijd: wie het hardst piept, kaapt het eeuwige leven weg.

Ik luister terwijl ik afgeleid word door de krappe ruimte waar deze vogels het mee moeten stellen. Geen van hen kan weg. Ze zijn tot op deze plek gebracht om te animeren, gezelschap te houden, geen hinder te hebben van de voltijds rustige hond.

Viviane kijkt me aan en zucht. Ze werpt een tevreden blik naar de kooi, en legt uit dat de stukjes sla tussen de houten wasknijpers nu al niet meer vers zijn. Na twee dagen.

 

We hangen het één en ander te drogen, aan een droogrek, dat we eerst in de garage dicht vouwden om dan op het terras open te klappen. Het paarse tafelkleed dekt het rek af, als een wit doek over het hoofd van een spook. 

Tijd voor een sinaasappel. Eenmaal binnen, merk ik dat de groengele parkiet in de keuken rond vliegt, zenuwachtig en alle hoeken van de kamer benaderend, om opnieuw een richting te kiezen, en dan...stoot de vogel zijn kop tegen het plafond! We schrikken van dit ongelukkig schouwspel. Hoe is hij in hemelsnaam? Er is geen deurtje dat open gewrikt werd, geen holte uit het tralierijke dak gebeten.

Viviane rept zich naar de versleten schuifdeur, trekt aan de hendel met een haast van een ontsnapte gevangene, en ziet dan hoe de vogel uit haar notities haar te snel af is, en WEG is hij. Ik kijk hem nog na, eventjes, alsof ik staar naar de zon die de kim verlaat. Viviane rent naar buiten, tussen de bomen staat ze stil. Ik sta met open mond en een stug gevoel van helaasheid naar boven te kijken. Zoekend. Niet vindend. Zoekend, de hele namiddag.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

27 apr. 2015 · 4 keer gelezen · 0 keer geliket