In een schemering

Idazlea
3 nov. 2013 · 3 keer gelezen · 0 keer geliket

In de schemering zochten we nog een laatste keer. Onze zaklampen leken de strijd op te geven. Ze flikkerden op hun laatste krachten, terwijl onze ogen leken te vechten met de opkomende duisternis. Een plots geritsel brak onze stilte. Achter ons hopte een vrolijk konijntje op en neer. Jammergenoeg had het konijn zijn minder aangename vriend mee genomen.

 

Een everzwijn kronkelde uit de bossen.  Het duurde even voor ik doorhad wat er aan het gebeuren was. Phoebe en Margot stonden op twee meter afstand van mij, de paniek was in hun ogen te lezen. Jan gaapte het schouwspel aan van achter een boom en Gweny was zo snel als een poes de dichtstbijzijnde boom ingeklommen.

“Rennen!” mijn stem droeg ver door de bossen, een vage echo zorgde ervoor dat ik het niet eens meer moest herhalen. Door mijn schreeuw had het beest zijn aandacht op mij gevestigd. Dat gaf Phoebe en Margot de tijd om te vluchten. Ik voelde de ogen van het logge monster op mij gericht. Zijn donkere kijkers reflecteerden het licht van de heldere maan. Phoebe en Margot hadden zich weten te bewegen en renden de dichtere bossen in. Het beest draaide zijn kop naar de bewegende gestaltes. Zo snel als mijn lichaam het nog toeliet nam ik een stok van de grond en gooide dat naar het mormel toe. De twee jonge meisjes zag ik ondertussen in mijn ooghoeken de boom in klimmen. Nog een beetje meer tijd. Ik gooide nog een steen naar het everzwijn om er zeker van te zijn dat ik zijn doelwit was en ging er zo snel mogelijk vandoor.

 

De duizende boeken over helden spookten door mijn hoofd. Ergens had ik gehoopt dat mijn eigen heldendaad niet gepaard zou gaan met een everzwijn. Ik had me vastgehouden aan een valse hoop dat ik het monster voor zou kunnen blijven. Al snel bleek mijn marathontraining niet voldoende te zijn, als de afstand tussen ons kleiner en kleiner werd. Paniek en adrenaline zetten mijn lichaam op automatische piloot terwijl mijn gedachten afdwaalden naar de anderen die nu veilig in de bomen zaten. Iedereen zegt altijd dat je op het einde van je leven alles terugziet, wel ik zag het niet en ik was er zeker van dat ik op het einde van mijn leven zat.

 

Het everzijn haalde me in en greep me met zijn hoorn in mijn kuit. Ik rolde over zijn nek, voelde hoe diezelfde hoorn mijn been openreet. Over zijn rug rolde ik er vanachteren terug af. Het monster remde af en keerde, klaar voor een nieuwe aanval. Uit de boom boven mij vlogen enkele zelfgemaakte pijlen naar het everzwijn, maar ze kaatsten allemaal af op zijn dikke pantser. Hoe hadden we het in ons hoofd gehaald om zelf pijlen te maken, denkende dat ze weldegelijk zouden werken. Veel tijd had ik niet om daarover na te denken als Florian voor me op de grond sprong om beter te kunnen mikken. Nog meer mensen op heldentocht. De donkere ogen van het beest fonkelden alsof hij blij was met de nieuwe uitdaging.

 

Zijn gehavende broek hing aan flarden om zijn middel. Waar hadden ze gezeten. Het duurde even voor het tot me doordrong, maar ze waren terug. Florian was hier. Ik scande de bossen naast en achter mij, maar Michaël was nergens te zien. Florian vuurde nog enkele pijlen in de richting van het everzwijn die opnieuw in volle vaart op ons afkwam. Zijn handen trilden rond zijn boog. Ik zag zijn gezicht vertrekken in een poging zich te focussen en de angst uit zijn lichaam te verbannen. Een laatste schot verliet zijn gespannen boog. Daarna ging alles snel, veel te snel.

 

Florian werd tegen een boom gesmasht, de twee hoorns van het grote beest zaten door zijn buik. In de schermering reflecteerde het donkerrode bloed in het maanlicht. Mijn maag keerde.

 

Het laatste pijl was recht door het oog van het everzwijn gegaan. Het monster leek buiten strijd, alleen juist iets te laat. Ik had even tijd nodig om alles te vatten. Florian hing nog steeds tegen de boom aan. Zijn ogen opengesperd, en op zijn lippen stond een schreeuw te lezen. Ik voelde zijn schreeuw, maar hoorde hem niet, ik hoorde niets meer. Mijn lichaam leek functie per functie uit te schakelen. Van achter mij kwamen de anderen ons te hulp nu het gevaar geweken was.

 

Ik probeerde op te staan, naar Florian toe te gaan, maar ik kreeg mijn benen niet onder me. Mijn handen waren nat. De natte ijzegeur kwelde mijn neus terwijl inktzwarte druppels van mijn hand gleden. De adrenaline sloop langzaam mijn lichaam uit en maakte plaats voor een stekende pijn in mijn kuit. Ik zakte verder tegen de grond. Zwarte vlekken maakten het mij moeilijker om te zien. Vlak voor alles zwart werd zag ik een schim. Michaël...

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

Idazlea
3 nov. 2013 · 3 keer gelezen · 0 keer geliket