Herfst is iets dat nergens op rijmt,
een seizoen dat niets anders
verdraagt dan zichzelf, voor alles
zijn eigen maatstaf geijkt. Hij haalt
de dagen neertot ze ternauwernood
hun eigen licht kunnen dragen, als huid
die krimpt in de kou. Hij is
het comateuze slapen van wie
het einde is beloofd, de langste nachten
op de rand van bed en afgrond.
Nu en dan vraagt herfst zich af waarom
geen enkel woord bij hem wil passen
en regent zich droevig een elegie
van lossend blad bijeen.