I van Inefficiënt

23 apr. 2016 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

(uit “verhalen van A tot Z”)

 

inefficiëntie in de sociale zekerheid…

 

is een krantenkop  anno  2015. Hoezo?  Moeten Belgen dan niet trots zijn op hun alom geroemd sociaal verzekeringssysteem?  We maken een reis in de tijd.  

 

(verantwoording : De auteur van deze bijdrage was in de vroege jaren tachtig medewerker bij een niet nader te noemen institutie in dit land die een nooit eerder geziene ommezwaai in de werking van de parastatale instellingen moest begeleiden.  Bedoeling was dat er op alle niveaus werk zou gemaakt worden van de broodnodige bijscholing van de ambtenaren en voorzichtig werd er bij vermeld dat ook de hogere functies wel wat managementtraining konden gebruiken.)

 

Nu ze allen dood zijn, de ene al morser dan de andere mag hun verhaal verteld worden.

 

Het begin zal eerder saai klinken - het gaat dan ook over de ambtenarij, sorry voor hen die zich aangesproken voelen - maar nadien wordt het smeuïg, beloofd !

 

In de jaren negentig werd door de regering een éénmalige bijzondere bijdrage ingevoerd om het gat te dempen in de kas van de sociale zekerheid voor zelfstandigen.  Meer dan vijfentwintig jaar later bestaat deze éénmalige en inmiddels ruim geïndexeerde bijdrage nog steeds.  Heeft iemand enig idee wanneer de bodemloze put zal gedempt zijn ?

 

Bij een volgende gelegenheid moet de heersende oppositie absoluut een definitie afdwingen van het woord “eenmalig”.  Zoals met de vele wetteksten en politiedocumenten in dit land zal het alweer om  een slechte vertaling uit het Frans gedraaid hebben. Het woord eenmalig kan uiteraard een vertaling zijn van het Franse “unique”, maar zo noemen de Fransen ook de oogst van een goed wijnjaar.

 

Een tiental jaren voor deze eenmalige bijdrage werd bedacht, werd er nochtans alles aan gedaan om onze nationale trots, de RSZ, terug op de sporen te krijgen door een ambitieus opleidings- en vormingsprogramma.  Een soortgelijk programma  werd al eerder met succes geïmplementeerd voor de industrie en kon met een simpele copy paste worden toegepast in de Administratie. 

 

Het aantal parastatale instellingen die onder de grote noemer RSZ vielen (en trouwens nog steeds vallen) was  legio.  De voornaamste “kassen” waren die van de Sociale Zekerheid voor werknemers en zelfstandigen, de Kinderbijslag, de Pensioenen, de Jaarlijkse vakantie voor Arbeiders, nog ergens een kas voor Oorlogsveteranen en uiteraard de “kas” bij uitstek, de bankier van al deze instellingen, de voormalige ASLK (Algemene Spaar en Lijfrente Kas).

 

Er werd besloten het aantal te beperken tot bovengenoemde instellingen en om enkel op  het allerhoogste niveau te onderhandelen zijnde dit van de Administrateur –Generaals .

 

Tijdens een diner in een Brussels sterrenrestaurant werd de toenmalige ASLK Voorzitter , mede dank zij de voortreffelijke Pinot Noir d’Alsace,  snel overhaald om het project op te starten.

 

De eerste bijeenkomst vond plaats in de somptueuze  salons op de hoogste verdieping  van de hoofdzetel van de Bank in de Wolvengrachtstraat.  Het was een publiek geheim dat de keuken in dit oord kon wedijveren met de beste eethuizen van het  land en dat de wijnkelder op de tweede plaats stond na die van het directierestaurant  van het nabijgelegen Gemeentekrediet van België. Ter vergelijking : pas op de derde plaats stond een van de toenmalige Brusselse toprestaurants.

 

Het succes was overweldigend : alle instellingen waren present!

 

Er heerste een opperbeste en vriendschappelijke sfeer, al waren de collega Administrateur- Generaals van verschillende politieke signatuur. Ook toen vierden de politieke benoemingen in deze sector hoogtij.  Vrouwen vond men sporadisch op lagere echelons, maar hier zaten enkel heren rond de tafel.

 

Tot spijt van wie het benijdde werd men op deze verdieping ook enkel door mannen bediend.  Wie daarbij goed oplette merkte dat enkele onder hen zelfs gewapend waren. Tenslotte was dit een bank en in de wandelgangen naar de zalen waar de bijeenkomst en het aansluitend diner plaats had,  bevond zich ondermeer een van de meest waardevolle sculpturen- en schilderijencollecties uit Europa en omstreken.

 

Het merendeel  van de eerbiedwaardige oudere heren stonden dicht bij hun op rust stelling maar al snel bleek dat het de allereerste keer was dat sommigen elkaar in levende lijve ontmoetten en al zeker niet in groep samen.  Buiten de toplui van de RSZ zelf, die tenslotte instonden voor de inning en het beheer van de miljarden die bij de bank dagelijks binnenstroomden waren geen van de anderen ooit op de hoofdzetel van de ASLK geweest.

 

Tijdens de voorstelling van het project en de korte discussie nadien werd duidelijk dat er voortreffelijke sprekers in het gezelschap zaten, maar ook verbeten zwijgers. Iets later, bij het aperitief en tijdens het exquise diner kwamen de tongen wél los. 

 

In het verslag dat een weekje later bij eenieder in de bus viel kwam niettemin elke aanwezige uitvoerig  aan bod.  Vooral de zwijgers lazen met verbazing de gevleugelde woorden  waarmee zij te kennen hadden gegeven deel te nemen aan dit groots opgezet programma  en meer nog de stevige beslissingen, die ze blijkbaar eensgezind hadden getroffen.

 

Een belangrijke beslissing was dat deze groep elkaar voortaan regelmatig tijdens een soortgelijke bijeenkomst annex maaltijd zou blijven ontmoeten.  Volgens een beurtrol ging telkens een andere instelling als gastheer fungeren.

 

Er werd ook beslist om op lager niveau  werkgroepen op te richten die de nodige aandacht gingen besteden aan de specifieke noden van iedere instelling op het vlak van vorming en management.

 

Wat nooit in hun verslagen, maar wel onder de opstellers ervan onderling, ter sprake kwam, waren volgende  min of meer onvoorstelbare bevindingen die door deze topontmoetingen aan het licht kwamen.

 

Zo was er het reeds aangehaalde feit dat deze toplui  zich nog nooit in hun carrière samen in één ruimte hadden bevonden – ook niet op de kantoren van hun voogdijministers !

 

Voor het eerst raakte bekend dat de Rijksdienst voor Kinderbijslag iedere maand  te laat haar miljarden ontving van de bank , waardoor ze bij diezelfde bankier telkens weer geld moest lenen om haar uitbetalingen aan de rechthebbenden te financieren.

 

Hetzelfde scenario gold voor de Pensioenkas die keer op keer  beroep moest doen op extra kredieten om te kunnen voldoen aan de tijdige uitbetaling van de pensioenen. De ASLK verschafte ook hier de nodige leningen.

 

Al snel bleek dat  de oorzaak bij de RSZ zelf lag, die bij de inning van de patronale lasten bij bedrijven en zelfstandigen achterstanden opbouwde en telkens  laattijdig de broodnodige middelen overmaakte aan de overige instellingen.

 

Het leverde de RSZ  wel het voordeel op dat de duizelingwekkende bedragen langer op hun conto bleven staan en mega intresten opleverden.  Zo kon ze haar reputatie hoog houden en binnen de groep van Parastatalen de meest prestigieuze instelling blijven. De RSZ straalde dit prestige ook uit met haar luxueuze burelen op de Brusselse Waterloolaan, nabij het chique Louizakwartier.  Zij was bovendien eigenaar van haar gebouwen, terwijl de Rijksdienst voor Pensioenen zijn Zuidertoren moest huren, wat al weer een gat in hun kas sloeg.  Ook de Kinderbijslag zat trouwens al jaren in een verouderd huurpand in de Trierstraat. Van vicieuze cirkels gesproken !

 

De enige andere dienst die ook haar eigen burelen bezat was de  Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie  gelegen in de straat met de ronkende naam  “rue des Champs Elysées” – geen “avenue “ maar ook best luxueus in vergelijking met de collega’s. Dat hier de kas, zoals gebruikelijk, niet leeg maar overvol was lag ondermeer aan het feit dat de eerste golf van buitenlandse gastarbeiders die het land in de vijftiger en zestiger jaren had overspoeld  inmiddels op pensioen was gegaan. 

 

Velen keerden dan meteen terug naar hun heimat, maar lieten na om hun nieuwe woonplaats in het buitenland op te geven.  In hun roes snel weer huiswaarts te keren,  vergaten zij dat ze het jaar nadien nog recht  hadden op hun vakantiegeld. Vijf jaar lang bleef hun cheque onaangeroerd.  Daarna verdween het geld onverbiddelijk in de kas van de Rijksdienst, die er vrijelijk mocht over beschikken.

 

Een aantal Administrateur- Generaals, gesteund door hun politieke vrienden hebben hierin ooit verandering willen brengen en getracht deze vleespot onder alle instellingen te verdelen.  Maar zij vingen bot. Van solidariteit en sociale rechtvaardigheid gesproken !

 

Toen het trouwens de beurt was aan deze instelling om bovengenoemde bijeenkomst en het daarop volgende diner te organiseren werden de middelen waarover zij beschikte rijkelijk ten toon gespreid.  Ook de service was navenant, maar iets pittiger dan bij de ASLK.  De blonde, diep gedecolleteerde secretaresse van de baas bediende hoogstpersoonlijk  en in tegenspraak met bovengenoemde krantenkop, zeer efficiënt  iedere aanwezige gast bij het aperitief.  Later bleek  dat zij tevens het nichtje van die baas was.

 

Dat er vorming en herstructurering nodig waren bleek onder meer duidelijk bij de Rijksdienst voor Pensioenen, waar er nochtans hard gewerkt werd. Zo moest  omwille van een wervingsstop, de financieel directeur het stellen zonder een aantal medewerkers.  Tot drie niveaus lager dan zijn functie moest de man het werk voor eigen rekening nemen.  Het is niet geweten of hij dan, naargelang de pet die hij opzette, ook één tot drie verdiepingen in de building moest afdalen. Wie hem ooit op een werkgroep meemaakte kon maar tot één besluit komen : hij was de efficiëntie zelve!

 

In de Zuidertoren, het hoogste gebouw van Brussel,  weigerden ambtenaren soms promoties uit angst, omdat ze dan hoger in de toren aan de slag moesten.  Een bekwame kadermedewerkster verschanste zich na de bekendmaking van haar promotie wenend op het toilet.  Ze was tot dan toe verantwoordelijk voor een team van vier personen geweest en moest nu een afdeling gaan leiden met een veertigtal medewerkers.  In haar opzicht kon ze deze functie absoluut niet aan.

 

De pas vervangen Administrateur-Generaal  in de Pensioentoren was nog geen zestig en vond dat hij te jong was voor deze topfunctie maar hij was de enige kandidaat in deze Rijksdienst die de juiste politieke kaart had en de partij stond erop dat hij zijn verantwoordelijkheid nam.

 

Tijdens een van de bijeenkomsten vroeg hij of iemand gedurende het weekend in Brussel was geweest en boven op de top van de Zuidertoren het licht had zien branden? “De par sa fonction” en naar analogie met de voorzitter van de ASLK had ook hij zijn kantoor op de bovenste verdieping van het gebouw.  Het venster  dat hoog in de wolken oplichtte was dat van zijn bureel , want hij was er (buiten de houten meubels) de enige die werkte  tijdens weekends.  Het is niet nagegaan of daarvoor dan de twee liften moesten in werking gesteld worden en er voor hem een volledige wolkenkrabber moest verwarmd worden.

 

De meest gezapige en compleet stress-loze Administrateur-Generaal was deze van de Rijksdienst voor Oorlogsveteranen.  Net als de nog overblijvende rechthebbenden van zijn dienst besefte hij dat hij de laatste persoon was die deze functie zou uitoefenen en dat na hem de hele santenboetiek  zou worden opgedoekt. Er werd sterk getwijfeld of het personeel van deze instelling nog bijkomende vorming behoefde,  maar de Administrateur-Generaal was een persoonlijke vriend van de toenmalige voorzitter van de ASLK en daarnaast was het een soort eerbetoon aan deze toch gedenkwaardige instelling.

 

De beslissing hem erbij te nemen, bleek later zijn vruchten af te werpen want zowel tijdens de vergaderingen als bij het aperitief en maaltijden zorgde deze uiterst geestige man voor de nodige verademing en wist hij telkens op het goede moment de juiste anekdote of geslaagde grap uit de mouw te schudden.

 

Een gedreven en kritische man aan tafel was het hoofd van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Zelfstandigen.  In tegenstelling met de meeste collega’s en niettegenstaande het  chronisch gebrek aan middelen, was hij  er in geslaagd een perfect draaiend team van overwegend jonge medewerkers uit te bouwen.  Niet uit noodzaak maar meer uit saamhorigheid hield de man eraan om bij vergaderingen en maaltijden present te zijn.  Collegialiteit was een begrip dat hij hoog in het vaandel droeg.  Dat eiste hij ook van zijn medewerkers . Hij vond dat elkeen van de aanwezigen in eigen boezem moest kijken en er voor zorgen dat zijn Administratie efficiënt draaide.  Wat zijn Rijksdienst dienst betrof was hij er klaar mee en had hij niet meteen behoefte  aan hulp van buitenaf.

 

Of tenslotte de toenmalige hoofdman van de RSZ ooit is gezwicht om de miljardenstroom binnen deze diensten van het Rijk efficiënter te maken is niet geweten.

 

Aan de krantenkoppen  die de afgelopen vijfendertig  jaar aldoor verschenen zijn, merkt men dat er nog steeds of alweer veel werk aan de winkel is.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

23 apr. 2016 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket