Lezen

Woordenboekenliefde

Een gedachte, een déjà vu, een vécu kwam voorbij en leidde tot een monoloog die als een warme wolk rond me bleef hangen. Het was bij het opzoeken van een woord in een heus woordenboek met echte papieren bladen. Deze monoloog Tijdens het opzoeken dacht ik aan de eerste keer dat ik een woordenboek gebruikte waarvoor het diende. Dat was op school. Hoe doe je dat,  de betekenis van een woord opzoeken? Er werd verondersteld dat je het alfabet knats vanbuiten kende. Dat was heel belangrijk. Zo kon je makkelijk bladeren door het woordenboek om snel bij de beginletter van het woord te komen. Laat ik het woord natrium nemen. De /n/ bevindt zich in de tweede helft van het alfabet. Dan weet je dat je niet vanaf de eerste bladzijde moet gaan zoeken. Dat vond ik een hele goede tip! Daarna kijk je naar de tweede letter van het woord. Voor natrium is dat de /a/. Op een of andere manier raakte ik helemaal vooraan in het woordenboek. Waar was de /n/ gebleven? Erop terugkijkend was er één stap in het proces van betekenis-van-woorden-opzoeken waarschijnlijk niet binnengedrongen (ik was een trage leerling). In mijn kinderlijk enthousiasme bladerde ik van de /n/ naar de /a/. Ik moest bij de /n/ blijven en dáár de volgende letter zoeken. Toen ik het eenmaal doorhad, ging er een wereld voor me open. Beeld u zich in! Een heel woordenboek, bomvol woorden die ik nog niet kende. Ik voelde me woordenveilig voor de rest van mijn leven. En dat was een pocketwoordenboek! Er kwamen andere talen bij, zowel in de school als later de avondschool. Hier en daar kon ik zelfs de liefde doorgeven aan kinderen die aanvankelijk niet zoveel voor taal en lezen voelden. Veel sneller ben ik niet geworden, noch met lezen, noch met opzoeken. De liefde voor woorden en taal in het algemeen blijft. Telkens ik er bewust mee bezig ben, is het NU! En die natrium? Dat is het zout op mijn pata…  woorden!

Anemos
0 0

Valentijn

Vandaag lees ik op de kalender dat het Singles Awareness Day is. Ik stel er me verder niets bij voor. Behalve dat het vlak na Valentijnsdag valt. Dat doet me dan weer denken aan Valentijn die ik twee dagen vóór ‘lievekesdag’ – zoals ik me de 14de februari herinner uit mijn kindertijd – kort doch aanwezig heb ontmoet, op het perron van tram 9 aan Berchem station.  Dat zit zo: Ik stapte op genoemde locatie uit, samen met andere mensen. De ene stapte één richting uit, ik de andere. Intussen wachtten mensen om op te stappen.Het perron aldaar is nogal smal. Desalniettemin viel me, door al dat volk heen, op dat Valentijn ook van de tram stapte en tegen de reling achteraan het perron ging leunen. Ik stond nog even stil tussen links en rechts weg stappende mensen. De grote zak boodschappen over mijn schouder bungelend was, helaas, niet plaats besparend. Door de wereld in vertraging te aanschouwen, blijf ik kalm en aanwezig. Iemand zei: “Wacht, die madam moet nog op de tram.” Ik draaide me om. Een vrouw keek me aan, met de vraag nog in haar ogen. Na mijn “Ik hoef niet in te stappen”, ging ieder zijn eigen weg. Valentijn stond nog tegen die reling dit dagdagelijkse gebeuren te aanschouwen. Ik stapte langs hem heen en hij lachte naar mij, mét een knipoog, zo eentje die uitdrukt wat je samen ongepland deelt: Die drukte toch! Ik lachte terug en vervolgde mijn weg, half in gedachten. Vanwaar ken ik die man, hij is een acteur… ah, ja in “De helaasheid der dingen” speelde hij de hoofdrol.Weer thuis, even googelend, duurde het niet lang voor ik het wist; Valentijn Dhaenens. Man man, als ik zo’n vijftien jaar jonger was, ik zou … Ja, wat eigenlijk? Op een tas koffie trakteren, zo eentje met een hartenvorm chocolaatje erbij in een rood papiertje? Een theatervoorstelling bijwonen, dat is realistischer en duidelijk: De helaasheid der dingen voorbij!

Anemos
17 0

Novembervers2 - Flierefluiter op de dijk (meer dan een vers)

De man, op de dijkrand balancerend, slaat doelbewust de bankjes gade. Nonchalant wandelt hij naar het bankje waar een jonge vrouw zit te genieten van haar laatste uurtje zeegroen uitzicht, haar rugzak onder de bank gedeponeerd, voor ze terug naar huis treint. Gespeeld verbaasd blijft hij voor haar staan en roept uit: “My God, is that you?” Hij ploft naast haar neer en ratelt verder, zichzelf Brit wanend. Ze herkent dat zangerig accent van haar eigen roots en dat verraadt hem. Hij zit dichtbij waardoor zij hem haar rug toont en zo blijft zitten. Hij stapt niet op. Integendeel, hij schuift dichterbij, flirtend, denkend dat het aanslaat. Van lieverlee zet de vrouw zich weer recht maar schuift twee-handen-breed verder weg. Ze besluit, tegen beter weten in, hem een kans te geven. Ze vraagt hem in het Nederlands over wie hij het heeft. Van verbazing – in zijn arrogantie beseft hij niet dat er intelligente vrouwen bestaan – begint hij in het Nederlands, overschakelend op Engels, hopend dat hij de situatie kan redden. Zwetend zoekt hij naar woorden terwijl hij denkt dat dat mannelijk, ergo aantrekkelijk is, zeker tezamen met die schuurpapieren wangen. Ze gebiedt hem in het Vlaams verder te gaan. Het venijn in haar stem valt hem natuurlijk niet op. In een volgend cliché uit zijn arsenaal over hoe ze eruit ziet, een reistypetje, hoopt hij alsnog haar voor zich te winnen. Ware het niet dat een voorbij huppelend kind hem doorheeft en zijn papa luidkeels op de ruzie wijst. In een laatste poging zijn gezicht te redden, pseudo-grapt hij; “Maken we het goed bij een koffietje?”De volgende seconde kijkt hij haar na, haar rugzak bengelend over haar ene schouder waarbij haar laatste woorden, rood aanlopend uitgeschreeuwd, nazinderen. “Er is geen wij!” Ze verdwijnt tussen de massa, richting station.

Anemos
1 1

Stenen vondst

Hoe lang zou het duren voor de stenen vielen? De slapende lichamen leken als zware zandzakken neergelegd tussen de grashalmen. Hoe koud zouden ze het hebben? Ik vroeg het me af. Ze leken wezenloos en als ze dat nog niet waren, zou de laagste rotsblok daar voor zorgen. De vrouw zal het vast warmer hebben gehad, tussen de modder en het lichaam bovenop haar. Waarom zagen ze er in hemelsnaam zo vredig uit? Was ik in een fantasyfilm terechtgekomen?Dat beeld van de lichamen in de modder met die rotsen boven hen tartte elke verbeelding, zelfs de mijne. De lichamen, over elkaar heen, in het slijk tussen het gras. Ver boven hen ontwaarde ik licht- en donkergrijze tinten in een wolkenstreep waar een zwarte kraai rond cirkelde. Uit de wolk vertrok een touw naar beneden, dubbel gebonden rondom een reuze rotsblok. Het touw daalde verder naar een lagere blok, strak omheen vastgeknoopt. Hoe lang zou het touw het houden? Zou de vogel de koord doen knappen? Het geblaf van de hond van mijn buren, Henri en Elise, leek wel een door God of zijn universum gezonden teken. Abrupt werd ik wakker en schoot recht in de zetel met een nog onwerkelijk gat ergens tussen de fantasy en de concreetheid van het wakker zijn. Met de belofte hun hond dit weekend tijdig uit te laten en eten te geven, had ik de gemeenschappelijke deur tussen onze twee tuinen opengelaten. Ik woonde hier nog niet zo lang en meestal ben ik de laatbloeier in een nieuwe omgeving. Maar in hun hartelijke gastvrijheid zwom ik spontaan mee. Ze leken de artistiekelingen van de wijk, beetje doorleefd voor hun nog jonge leeftijd, dat wel. Toch trok hun optimistische aard me wel aan. En een wederdienst voor het mooie vrolijke tuinhek, waar zij voor gezorgd hadden, leek me wel passend. Beter een goede buur dan een verre vriend, al ken je ze nog niet zo goed, toch? Nu gromde en blafte de hond hees, helemaal anders dan zijn vraag om een wandeling, eten of een spelletje. Toen ik buitenkwam, rende hij als een pijl uit een boog weg.  Wat zou dat toch in hemelsnaam zijn? Bijna over mijn eigen voeten vallend, volgde ik hem. Hij was sneller, zelfs doorheen de witte muur van mist. “Laaassie!”, riep ik zijn schelle blaffen na. Was er een naam die meer cliché klonk? Het geblaf ging plots over in een gehuil. Ik was heel dichtbij. Tot ik versteende. Werd de fantasy vanop de warme zetel toch echt? De modder, het koppel, over elkaar heen gelegen, het vredige aanzicht… Ik keek naar boven, knipperde met mijn ogen; geen rotsblokken aan een touw te zien. Zucht! Lassie draaide hijgend rondjes, rende het stukje tussen het paar en mij op en neer en sprong dan tegen me aan. Voorzichtig zette ik een stap in die richting. Er gebeurde niets. Nog een stap. Nog niets.“Hallo!” Mijn stem piepte. “Haaallooo!!” Dat ging al beter.Nog twee stappen en ik was bij hen. Gebiologeerd door de bijna lieflijke houding van de twee mensen. Tot ik iemand hoorde gillen. Mijn eigen stem! Ik liet me op mijn knieën vallen. Ik trok eerst aan de man, rolde hem op zijn rug en sleepte toen de vrouw van de modderplek weg. Lassie jankte nu zachtjes, tussen de twee lichamen in gezeten. Toen zag ik het zelf pas. Een verlammende realiteit, zoals ze daar lagen; met hun gezichten naar boven, nog nauwelijks ademend, blauw en bleek tegelijk. Wie moest ik eerst reanimeren? Henri of Elise?

Anemos
5 0