Ze paradijzen in azuurblauw water en op goudgele stranden
tussen halfbedolven blikjes die als schelpen schitteren
probeer het maar te ruimen, probeer maar te innen
sterrenstilte verdrinkt in beschonken liederen
ons eiland verliest evenwicht, schrikbarend
daveren de heuvels hen tot bidden
kraters hijgen, spleten sproeien oranjerood
zwarte adem veegt het maanlicht weg
as sneeuwt dag in nacht.
hotels worden uitgerookt
mondmaskers dragen ze vrijwillig