Grijs

8 okt. 2020 · 2 keer gelezen · 1 keer geliket

Wat moet ik hem zeggen?
Lachen? Huilen?, ik hoor het u denken.
Eerlijk gezegd…
Ik heb geen flauw idee.
Het is in elke geval niet zwart- wit. Dat is het nooit. 
Wie overwint, de dood op het leven? Of is het net omgekeerd?
Over dat laatste heb ik de afgelopen tijd meer gefilosofeerd dan me lief is.
Dood. Leven.
Leven. Dood.
In het ziekenhuis wist niemand het antwoord.
De verpleegsters ontweken mij.
En wanneer ze dan toch oogcontact maakten, kreeg ik enkel die blik.
Die blik, die blik die ik nu ook in uw ogen kan gewaarworden.
Medelijden.
Bezorgdheid.
Die blik wanneer je een aangereden kat ziet creperen op straat.
Je zet je wagen aan de kant, je stapt uit en loopt naar het dier toe.
Het kijkt je aan vanuit de donkere plas bloed waarin het zijn doodstrijd voert.
De laatste aanblik die het dier zal krijgen.
Ocharme, arm beestje, kon ik maar iets doen om te helpen….
Terwijl jij de reden bent waarom het dier zijn doodstrijd voert.
(stilte)
Eigenlijk, als ik heel eerlijk mag zijn, eh.
Wat u denkt. Of zegt.
Het kan me geen zak schelen.
Trouwens, ik heb momenteel wel andere dingen aan mijn hoofd dan me bezig te houden met wat u denkt.
Ik heb nu iemand om voor te zorgen.
Volledig afhankelijk van mijn zorgen.
Ten dode opgeschreven zonder mijn toedoen..
Een kleine jongen.
Boris.
Die naam hadden we enkele maanden geleden gezien, op de omslag van één of andere roman.
We hadden in elkanders richting gekeken en uit haar glimlach had ik kunnen afleiden dat we hetzelfde dachten.
We waren dan ook zo gelukkig toen de dokter ons het geslacht vertelde.
Een klein jongetje.
Diezelfde dag nog was ik naar de winkel gehold om enkele potten blauwe verf te kopen.
De volgende dag was de babykamer al volledig geschilderd.
Met een dikke verfborstel had ik kleine witte wolkjes geschilderd.
Vier maanden voor de geboorte stond alles al klaar.
Het wiegje, de babytafel, het nachtlichtje, enkele knuffels…
Het klinkt stom, maar toen zij die avond mijn hand vast nam en haar hoofd op mijn schouder vleide…
In die kamer. Met witte wolkjes om ons heen…
Ik kan me niet herinneren dat ik ooit gelukkiger was.
Daar in die kamer, met haar, met hem.
Geluk.
(stilte)
In de volgende maanden hadden we alles gedaan om ons voor te bereiden.
We leerden hoe je de ademhaling kon gebruiken om de bevalling aangenamer te maken.
Hoe je in en uit diende te ademen op het ritme van de weeën.
Op welke manieren je de pijn kon verzachten.
Als dat al mogelijk was.
We hadden ons op alles voorbereid.
Of toch op bijna alles.
(stilte)
Elke dag weerklonk Mozart, Beethoven, Wagner of een andere componist, door ons kleine appartementje.
We hadden ons laten wijsmaken dat het de ongeboren baby ten goede zou komen.
Het zou bevorderlijk zijn voor zijn ontwikkeling, om te luisteren naar klassieke muziek.
Eigenlijk waren we niet zeker of het wel zou werken.
Maar aan de andere kant waren we te bang om het risico te lopen ongelijk te hebben.
Je weet maar nooit.
Kunt u zich nog iets herinneren van die periode?
Uw prenatale periode?
Ik ook niet.
Haar buik werd elke dag boller en boller.
Wanneer we in de zetel zaten en televisie keken, nam ze plots mijn hand en legde hem op haar buik.
Ik voelde hem.
Het is moeilijk om te beschrijven wat er dan allemaal door je heen gaat.
Dit was de eerste ontmoeting met mijn toekomstige zoon.
De eerste aanraking.
Ons eerste moment samen.
(stilte)
Ik kan me nog perfect herinneren waar ik was toen ze mij belde.
Ik zat op mijn werk, had net de knop ingedrukt op de koffiemachine, toen mijn gsm ging.
Schat, het is het zover.
Het duurde even voor deze woorden volledig tot me doordrongen.
Ik nam mijn jas van mijn stoel en liep naar buiten.
Van de weg naar het ziekenhuis kan ik me niets meer herinneren.
Alles ging zo snel.
Toen ik aankwam lag ze reeds met haar benen in de beugels, badend in het zweet.
Het was duidelijk dat ze pijn had maar ze kon alsnog een glimlach tevoorschijn toen toen ze mij zag.
(stilte)
Ik kuste haar voorhoofd en nam haar hand in de mijne.
Ze kneep hard.
Zweetdruppels rolden van haar voorhoofd naar het topje van haar neus.
De dokter en de vroedvrouw waren druk in de weer aan de andere kant van het groene doek.
Ik hield mijn voorhoofd tegen het hare en probeerde haar te ondersteunen.
Zonder succes.
Van de lessen ademhaling kon ik me plots niets meer herinneren. Een black-out.
Ze schreeuwde en kneep steeds harder in mijn hand.
Meneer, zou u even buiten op de gang willen wachten?
Natuurlijk niet. Ik wou hier blijven, we zouden samen bevallen. Zo hadden we het afgesproken.
Meneer, u moet ons even ruimte geven.
Haar hand kneep steeds harder.
Ik voelde hoe een verpleegster mijn hand losmaakte en subtiel mijn schouder vast nam.
Meneer, ga alstublieft naar de gang. Voor de gezondheid van uw vrouw. Van uw zoon.
(stilte)
Had ik nog iets kunnen doen?
Ja.
Ik had haar kunnen vertellen dat alles goed zou komen.
Dat ik haar graag zag.
Dat ik er voor haar zou zijn.
Ik had zoveel kunnen zeggen.
Maar ik zweeg en verliet de operatieruimte.
(stilte)
De daarop volgende uren waren de langste van mijn leven.
Het was een komen en gaan van verpleegsters, dokters.
Niemand kon mij iets vertellen over mijn vrouw, over mijn kind.
Ik was alleen.
In een witte gang, met mijn ogen gericht op de dubbele deur.
Enkele ogenblikken geleden had ik haar nog horen schreeuwen.
Nu was het stil.
Ik dacht dat ze haar hadden verdoofd. Dat ze zou slapen en dat even later onze zoon aan haar zijde zou liggen.
Dat ze weer wakker zou worden.
(stilte)
Ik bleef wachten.
Meneer, ik weet niet hou ik u dit moet vertellen.
Er waren complicaties, uw vrouw heeft het niet gered. We hebben alles gedaan dat we…
Het werd zwart voor mijn ogen. Ik voelde mij steeds zwaarder worden.
(stilte)
Even later werd ik wakker.
Ik openden mijn ogen en staarde naar het witte plafond.
Was dit echt?
Was ik wakker?
Ik hoorde zachtjes gehuil en draaide mijn hoofd opzij.
Daar lag hij.
Boris.
Mijn kersverse zoon.
Ik durfde bijna niet te kijken.
Ik voelde mij schuldig, omdat ik hem kon aankijken zonder te denken dat hij mijn vrouw had vermoord.
Maar ik moest wel, ik was immers papa geworden.
Boris hing vast aan mij en ik aan hem.
Een onzichtbare navelstreng.
Dezelfde navelstreng die mijn vrouw had gewurgd.
(stilte)
Gecondoleerd.
Proficiat.
Niemand in mijn omgeving wist hoe ze mij best konden aanspreken.
Enkel die blik, die hadden ze allemaal. Die blik waarover ik u eerder al vertelde.
Het kraambed van mijn vrouw was haar sterfbed geworden.
De dood had leven gebracht.
Of had het leven de dood meegebracht?
Heb ik het recht om blij te zijn?
Heb ik het recht om te rouwen met een pasgeborene in mijn armen?
Waarschijnlijk ligt de waarheid ergens in het midden.
Niet gelukkig. Niet ongelukkig.
Eerder gevoelloos.
Het leven is nooit zwart-wit.
De vraag is hoe ga je om met de grijswaarden?

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

8 okt. 2020 · 2 keer gelezen · 1 keer geliket