mijn huis
het huis
dat huis behoort tot iets groters
het zijn niet zomaar bakstenen
zoals ik je dat hoorde zeggen
het is de huid van wat ik later worden wil
de opgespaarde warmte die ik ‘s avonds voel
als ik je afwezigheid probeer te vinden
je bent overal
ik wil je elk jaar rondleiden,
langs de kleine rotsen uit jouw tuin
die mijn salie bewaken, de geur van mijn trots
de bessen en de vijgen
en ik voel nog zo je tong
het is waar ik wil worden
wat ik was voor alles begon
hoe jij me hebt gevonden
terwijl ik slapend zag
hoe ik was afgedreven
gebakken klei en vloerverwarming
kalkmuren met barsten
om mijn littekens in op te bergen
mijn bad en zicht op de kerktoren
die lijkt op de kop van pinokkio
het zitbankje van tant’ Alfonsine
de vuurschaal bij de berk
waar ik met je wil delen
wat we languit verzwijgen