Tip van de week

11/12: Simulatio van Robin Ledoux

Peter Franck schreef zich in de schijnwerpers met zijn debuut ‘Om dringende reden’. De roman verhaalt het meedogenloze steekspel tijdens een aflopende arbeidsrelatie en dat tegen de achtergrond van de bankencrisis. Op een fascinerende wijze biedt het een verhelderende inkijk in de Antwerpse diamantwereld met transacties die niet altijd het daglicht verdragen. Peter Franck ontving voor zijn thriller de eerste Fintro Prijs Spannend boek. Wil je zelf kans maken op deze prijs? Deelnemen kan nog tot 20 december 2019.  

Peter Franck tipt deze week 'Simulatio' van Robin Ledoux.  

"Wie de ambitie koestert om een schrijver te worden, dient zijn ogen de kost te geven bij andere auteurs. Mijn boekenkast die overigens geen indrukwekkende afmetingen heeft, telt tal van werken die ik al na enkele pagina’s terug heb opgeborgen. Andere titels las ik tot driemaal toe.

Simulatio van Robin Ledoux sleurt je meteen in het verhaal. Een ijzingwekkende sfeer dwingt je tot de laatste letter verder te lezen. Geserreerd taalgebruik voorzien van een mild magisch-realistisch sausje. Verrassende wendingen zoals het slachtoffer dat verplicht wordt zijn belager met een messteek om te leggen. Enkele teugen onderkoelde humor om de lezer niet het bewustzijn te laten verliezen. ‘Ik heb niet de hele dag’, aldus de man die zijn slachtoffer uitdaagt hemzelf neer te steken.

Een lichte fatsoenering van het taalgebruik, hier en daar een zinnetje opblinken, nog wat verder uitwerken en Simulatio van Nova hoort thuis in mijn boekenkast om het er af en toe weer uit te halen en het met een glimlach te herlezen."

Gerelateerd

Tip

Simulatio

Ik rende, harder dan ik ooit had gedaan. Ik hijgde, kom op het is niet ver meer. Ik keek regelmatig achter me maar herinnerde me niet meer waarom ik dat steeds deed. Ik moet verder, hou vol zei ik tegen mezelf om m'n moed te behouden. De straten waren donker, het voelde zeer grimmig aan. Hier en daar was er een lantaarnpaal die oplichtte. Ik rende verder terwijl mijn ademhaling langzaamaan weer op normale gang begon te gaan. 'Gehaast?' zei een stem achter mijn rug. Ik verschoot en viel op de grond. Wat deed een man zo laat op straat? Toen besefte ik dat hij me hetzelfde kon vragen. Ik keek de man aan. Een deel van zijn gezicht was verborgen in de duisternis. 'W-w-wie bent u?' vroeg ik stotterend. De man keek me met een moordende grijns aan. 'Doet dat er toe?' had hij gezegd. Ik wou weg, de man gaf mij een angstig gevoel. Ik besloot om rechtop te gaan staan en maakte aanstalten om weg te lopen van de vreemde man. Hij hield mij tegen. Zijn gezicht was nu volledig zichtbaar door het licht van de straatlantaarns. De ene helft van de man zijn gezicht was bedekt met brandwonden, door de andere helft liep een groot litteken. Ik wist dat ik in gevaar was, de man was in geen enkel geval te vertrouwen. 'Zou hij tot hen behoren?' dacht ik terwijl ik de grijns van de man aankeek. 'Ik moet eigenlijk uhmm... Naar huis' besloot ik te zeggen. Hij keek me nog steeds aan met die moordende lach. Ik moest iets doen, de man zou mij niet zomaar weg laten gaan. De straat was leeg, we waren de enige. Kom op, er moet een manier zijn... Schoppen in de ballen misschien? Hoofdstoot? Ik deed niets, de man leek iets te grijpen uit zijn jeansbroek. Het was een mes. Verdomme, hij had een mes en ik kon me op geen enkele manier verdedigen. Hij keek me aan en zwaaide met het mes in zijn vingers. 'Kom met me mee' sprak hij. Shit, ik moet wel met hem mee. Ik had het gevoel dat hij me anders hier ter plekke zou neersteken. 'Volg mij' zei de man koeltjes. Ik wist dat ik niet anders kon dus volgde ik hem door de donkere straten. Ik durfde de man niet meer aan te kijken. Er was nog steeds niemand op straat, het voelde alsof mijn dood steeds dichter kwam. We sloegen een steegje in. Het liep al snel op een dood einde. We stopten net voor het einde aan een deur waarop een kruis in het rood gemarkeerd was. De man nam een bos sleutels uit zijn zak en opende de deur, mijn hart begon harder te slaan. Hij toonde met zijn arm dat ik als eerste binnen moest gaan. Voor even had ik gedacht dat hij een ober was in een 5-sterren restaurant. Ik liep naar binnen met weinig aarzeling. Het was er ook pikdonker. Er was enkel een trap die neer beneden ging naar een soort kelder. De man was nu ook naar binnen gelopen en ik hoorde hoe hij de deur dichtsloeg en sloot met de zijn sleutels. Ik was in de val en kon nergens meer geen. Hij nam mijn schouder vast en begeleidde mij naar beneden terwijl hij zijn aansteker nam om de gang te verlichten. Nadat we langzaam de trap waren afgegaan, waren we in een gang beland die zeer goed in een oorlogsbunker zou passen. Links en rechts waren vele deuren te zien, de deuren waren voornamelijk gemaakt van massief staal. Verwonderd vroeg ik me af wat er zich achter die deuren bevond. De man begeleidde mij naar een van die deuren, mijn hart begon nog sneller te kloppen. Wat was hij van plan? Ik durfde de man niets te vragen, ik wist dat hij geen goede bedoelingen met mij had. Hij opende de deur en we liepen een lege kamer in. Er stond enkel een stoel in het midden en een UV-lamp zorgde voor licht. De man ging in de stoel zitten en keek me bloedserieus aan. Hij haalde het mes, waarmee hij voordien mee had gezwaaid, weer uit zijn zak. 'Steek me neer' zei hij koelbloedig terwijl hij het mes aan mij wou geven. Ik voelde een brok in m'n keel, waarom moest ik hem neersteken? 'Doe het of ik steek jou neer' zei hij met een dreigende toon. Ik had geen keus, ik besloot om met mes te nemen uit zijn hand. Mijn hand begon te zweten bij de gedachte ik op het punt stond iemand te vermoorden. Zover ik wist, had ik nog nooit zo'n gruwelijke daad verricht. 'DOE HET' riep de man. Het leek alsof hij zo snel mogelijk dood wou zijn. Ik moest het doen. Ik hield het mes stevig vast in m'n linkerhand, klaar om de man neer te steken. 'SNEL' schreeuwde de man 'IK HEB NIET DE HELE DAG'. Ik moest het doen, het was hem of ik. Ik sloot mijn ogen terwijl er zweet over mijn voorhoofd liep. Mijn hand maakte een rechte beweging naar het hart van de man. Bloed vloeide over mijn hand terwijl ik mijn ogen opende. De man was dood, ik had hem koelbloedig vermoord. Ik had verdomme iemand neergestoken. Ik kon er niet tegen, ik voelde me kotsmisselijk. Ik nam de sleutels van de man en sprintte uit de kamer. Ik keek achter me en zag een zwarte gedaante langzaam mijn kant op komen. Uit paniek liep ik de trap op en opende ik de deur, die nog steeds gemarkeerd was met het rode kruis. De wereld rond mij vervaagde terwijl ik het steegje uit liep. Ik rende, harder dan ik ooit had gedaan. Ik hijgde. Ik verschoot terwijl een man achter me sprak. 'Gehaast?' had de man gevraagd. 

Nova
182 3

Gepubliceerd op

11 dec. 2019