Tip van de week

17/07: 'Beet' van Wim Vandeleene

Peter Mangel Schots is schrijver, dichter, redacteur en docent creatief schrijven. Hij debuteerde in 2016 bij Uitgeverij PoëzieCentrum met ‘We zijn er nog allemaal’. In Leuven is Peter dichter en coördinator van De Eenzame Uitvaart.
Bij Creatief Schrijven vzw maakt hij deel uit van de redactie van het tijdschrift VERZIN. Eind dit jaar verschijnt zijn tweede bundel, ‘Synchroonliefde’.

 

Peter Mangel Schots tipt deze week het gedicht ‘Beet’ van Wim Vandeleene

“Het gedicht begint met een intrigerende regel: ‘de walvissen verloren hun tanden’. Meteen erna blijkt dat het om een transitie gaat: ‘voortaan zeven ze met baleinen / het kleinste groen uit de zee’. Transitie, metamorfose, veroudering en teloorgang: ze vormen samen het kernthema van dit gedicht, zo zal blijken. Het is alvast een begin dat uitnodigt tot verder lezen.

De tweede strofe zet een stevig postulaat neer. Kijk, zegt de dichter, ik beweer hier wat – ook al kan en hoef ik dat uiteraard niet te bewijzen. Dat kan op zich misschien onpoëtisch lijken, maar een goedgekozen stelling kan verrassend werken in een gedicht. Het geeft de lezer wat om na te denken en de dichter kan er zelf veel kanten mee op.

En dat doet hij ook meteen daarna: hij geeft voorbeelden van zijn ‘verborgen wet’ en vertelt hoe die van toepassing is op de evolutie van de mens. Daar gaat hij mee door in de vierde strofe, die mooi evoceert hoe de mens ooit ontstaan is als een dier dat uit het water is gekropen.

En daar doet de dichter iets knaps: van het menselijke lichaam keert hij via het zout, de zee en de golfbreker terug naar zijn uitgangspunt, de walvissen: ‘de zee breekt ons uit, soms sta ik op een golfbreker / en roep de walvissen’.

De slotconclusie is pessimistisch en begint al op het eind van de voorlaatste strofe: ‘enkel plastic spoelt nog aan’. In de laatste strofe wordt de vergelijking tussen walvissen en mens helemaal afgerond.

Wat ik zo sterk vind aan dit gedicht is de coherentie van de metaforen. De dichter zoekt al zijn beelden rond de walvissen, de tanden en de (evolutie van de) mens. Zelfs de titel is op twee manieren te interpreteren: van bijten, of van ‘beet hebben’ zoals een visser.

Is dit nu een gedicht over walvissen dat de mens als vergelijkingspunt gebruikt, of is het een gedicht over de mens die opgroeit en ‘tanden en honger wint’ met de walvis als metafoor? Beide, denk ik, en vooral: het doet er niet toe. De bal wordt voortdurend heen en weer gekaatst, zodat je het gedicht telkens opnieuw kunt herlezen.”

Foto: Stacy Suy