Zo nu en dan weergalmt een taal,
die uitrust en met haar is begraven,
uit een mond nabij
die niet weet wat zij verhaalde
op donkere avonden, bij het licht
van gloeiende kolen en de zekerheid
dat ik haar daar zou vinden. Alsof
zij spreekt met warme adem
over jaren waar ik was en soms
eens aan haar dacht.