Anguis

Nova
20 mei 2021 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Een lang wezen kroop met zigzaggende bewegingen over een koude stenen vloer. Sissend en zijn tong uitstekend bereikte het uiteindelijk zijn doel. Een glinsterende ketting, die volledig werd verlicht door het maanlicht van de kille nacht, lag op een kleine rots te wachten. Het groene reptiel toonde zijn tanden, het verraderlijke gif druppend op de ketting...

Ik lag, zoals een van de vele keren, met m'n ogen open in m'n tent. Al dagen had ik zitten rondzwerven maar ik had hetgeen wat ik zocht nog steeds niets gevonden. En dus had ik ook deze avond m'n tent teleurgesteld weer opgezet, hopend dat de volgende dag me meer geluk zou brengen. Ik kon geen oog dicht doen en keek radeloos rond naar de voorwerpen die rondgestrooid waren naast m'n slaapzak. De rits van de tent, die in feite mijn weg naar de buitenwereld was, staarde me inviterend aan. Niets mis met eens een nachtwandelingetje te maken toch, dacht ik in een poging mezelf te overtuigen om uit m’n warme comfortabele slaapzak te treden. Ik kroop, met m’n blote voeten eerst, de slaapzak uit en begon me aan te kleden. Een mes lag in de hoek van de tent alsof het wou zeggen: misschien heb je me nodig straks. Die gedachte spookte even door m’n hoofd waardoor ik besloot om het mes in m’n broekzak te steken. Kan nooit kwaad, overtuigde ik mezelf. Kort daarna was ik opgestaan en had ik de tent verlaten. Het was koud genoeg buiten om m’n eigen adem voor me te zien verdwijnen in het mysterieuze maanlicht. Terwijl een heleboel krekels de stilte van de nacht braken, kreeg ik het gevoel dat twee ogen me aankeken. Ik keek rond me… Naast de boom? Vanuit die struik? Vanop die tak? En dan, ergens in het lange gras van het bos zag ik het. Twee gele ogen, vrijwel de enige lichtpunten in de duisternis, staarden me aan. Ze doorboorden m’n ziel. En toen ik begon te roepen, in de hoop een teken van leven te krijgen, kreeg ik het paar ogen niet meer te zien. Enkel het zwarte niets was zichtbaar. Ik schudde even met m’n hoofd. Moest wel een hallucinatie geweest zijn. Of misschien was het een uil? Kan niet anders, toch? Voordat ik kon beseffen hoe cliché die gedachte was, bewogen m’n laarzen bijna automatisch en zorgden ze ervoor dat er onder me een knapperig geluid werd gemaakt of nu en dan een takje werd gebroken. Wat moet een mens ook in een bos zoals dit? Waar zou dat fucking ding ook te vinden zijn? Zit al dagen rond te zwerven en alles leidt tot niets. Niets. Ik stond even stil en merkte op dat mijn laarzen niet de enige waren die geluid veroorzaakten tussen de lange bomen en grote struiken. Ik was niet alleen. Licht gepanikeerd draaide ik met m'n hoofd, in de hoop elk mogelijk wezen die me zou naderen te spotten. Voor ik het wist sprak een sissende stem me van achteren aan. Bijna was ik op de grond gevallen toen ik zag waar het vandaan kwam. Een lange groene slang staarde me aan vanop de grond, tussen de vele grassprieten. “Ik weet wat je zzzzsoekt.” Zei het reptiel. Ik keek hem aan, verbaasd dat een beest zoals hem kon spreken. “Een sssssilveren ketting…” En dan voor ik besefte dat ik een gesprek met een slang zou aangaan, vroeg ik hem of hij me kon tonen waar de ketting was. Ik moest het verdomme in handen zien te krijgen, dat was eveneens de reden waarom ik hier gekomen was. De slang begon te bewegen en ik volgde hem tussen de bruine stammen en het lange gras. Het reptiel bewoog traag en verzekerde er zich om de zoveel tijd van dat ik nog steeds achter hem aan liep. We baanden onze weg door het bos met de vele insecten en andere dieren tot er uiteindelijk een rots te zien was in het midden van een open plekje. Het maanlicht scheen fel op de stenen oppervlakte en de slang kroop er naartoe, alsof het zo snel mogelijk in het licht wou zijn. Ik stapte dichterbij en merkte nu op dat de slang inderdaad had geweten waar ik hetgeen kon vinden wat ik zocht. Een ketting lag op de rots te glinsteren en de verleiding om het vast te nemen nam elke seconde toe. "Alsssssjeblieft" sisselde de slang. Ik tilde de ketting met enkele vingers op en droeg het rond m'n nek. Nog nooit was ik zo tevreden geweest, ik had de ketting eindelijk te pakken. Maar toen voelde ik hoe m'n benen en knieën hun kracht verloren. Ik viel neer op de grond en staarde met geschokte ogen de schat aan. De slang kroop dichterbij en in een korte snok, hapte het in de tere huid van m'n nek.

 

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

Nova
20 mei 2021 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket