De plukker

23 dec. 2020 · 19 keer gelezen · 1 keer geliket

Ik zweef ergens tussen hemel en aarde en denk aan de boomgaard die nu verzonken is in een diepe winterslaap. Ik zie voor me hoe Matteo, mijn trouwe medewerker sinds jaar en dag, de bomen in de juiste vorm boetseert met zijn snelle, vaardige vingers. Drie weken geleden hielp Matteo me deze vlucht te boeken. Een vlucht van amper 7 uur die mij naar een ander werelddeel moet brengen. Ik ben op weg naar New York waar mijn zoon Lucas woont. Het is nu bijna acht jaar geleden dat ik hem voor het laatst zag. Samen met zijn Amerikaanse vriendin woont hij in een appartement in Brooklyn. Straks komt hij me oppikken aan de luchthaven. In gedachten oefen ik de woorden waarmee ik hem wil begroeten. Mag ik hem omhelzen of zal dat ongemakkelijk aanvoelen? Hoe kan ik een brug bouwen tussen mijn kleine wereld en zijn gigantisch zwart-wit universum? Als fotograaf ligt zijn focus op de gebouwen en mensen in de metropool. Zijn verhalen spelen zich af tussen de wolkenkrabbers en drukke winkelstraten, in verlaten steegjes en grote parken. Ze worden bevolkt door daklozen en drugsverslaafden, door straatmuzikanten en zakenmannen op Wall Street. Ik kan het hem niet kwalijk nemen dat hij op de vlucht sloeg voor de pijnlijke stilte in ons huis, met enkel de appelbomen als stille getuigen van hoe ik als vader en echtgenoot tekortschoot.

Het is vreemd om aan een duizelingwekkende snelheid het luchtruim te doorklieven en toch het gevoel te hebben dat de wereld stilstaat. Het is mijn eerste keer op een vliegtuig. Bij het opstijgen balde de opgebouwde angst zich als een vuist samen in mijn binnenste. Nu de tijd lijkt stil te staan en ik niet langer het gevoel heb dat ik de dood tegemoet vlieg, sluit ik even mijn ogen en reis terug naar de strenge winter van 2005. De februariwind raasde toen als een virus over het land en luidde een periode van rampspoed in. Het was een ijskoude winter die onder mijn huid kroop en mij nooit meer losliet. Matteo en ik warmden onze bevroren vingers onder onze oksels. Na het werk, wanneer de avond als een sluier over de boomgaard viel, kropen we bij de kachel om onze voeten te ontdooien. We snoeiden van zonsopgang tot zonsondergang. Drie keer in de week bezocht ik samen met mijn toen veertienjarige zoon mijn vrouw Liesbeth in de psychiatrische instelling waar ze op bevel van haar psychiater was opgenomen. We zaten in de steriel ogende ontvangstkamer van de instelling. Lucas vertelde over school, soms bracht hij een tekening mee voor zijn moeder. Ik keek naar mijn zoon, zijn creatieve geest had hij van Liesbeth geërfd. Hij had ook haar ogen, donker als de nacht en altijd in beweging. De dansende lichtjes in Liesbeths ogen waren al een tijdje verdwenen, ze vertelden me geen verhalen meer. Voor mijn ogen zag ik hoe Liesbeth verdronk in een vijver van donkere gedachten. Ik had onvoldoende kracht om haar op het droge te houden.

In het gangpad verschijnt een stewardess die een karretje voor zich uitduwt. Haar luide stem en helderblauwe, transparante ogen brengen me terug naar 2020.
‘Wenst u iets te drinken meneer?’
‘Een whisky graag. On the rocks.’
Ik kijk naar de smalle handen van de jonge vrouw, ze voeren de vereiste handelingen snel en zorgvuldig uit. In een mum van tijd staat de whisky voor mijn neus. Ik neem een voorzichtige slok en voel hoe een warme straal via mijn slokdarm tot in mijn borstkas daalt. Het is niet mijn gewoonte om op dit uur van de dag in de drank te vliegen. Maar nu ik nog een uur of vier in de lucht hang en toch nergens naartoe kan, lijkt het me wel aanvaardbaar mijn toevlucht te zoeken tot deze godendrank. Ik haal een map uit mijn rugzak onder mijn stoel. Het zijn artikels uit kranten en tijdschriften over Lucas. Mijn moeder, die na de dood van Liesbeth bij ons kwam inwonen en nu nog altijd als een prinses over de keuken en het huishouden heerst, had ze zorgvuldig uitgeknipt en voor me bijgehouden. Het duurde lang voor ik de moed vond om de map open te slaan. Het eerste artikel dateert van vijf jaar geleden. Lucas staart me aan met zijn diepe blik waarachter een rijke innerlijke wereld schuilgaat die ik nooit heb proberen te begrijpen. Mijn wereld is niet veel groter dan de boomgaard. Bij mijn terugkomst in België zal de winter langzaam wegglijden in de lente. De bijen zullen komen en vrolijk zoemen. Ze zullen net als anders onmisbaar zijn bij de bestuiving. En de bomen, die zullen hun roze en witte jurken showen, trots als tienermeisjes in de fleur van hun leven.   

Liesbeth overleefde de lente, ze wachtte op de ongeduldige zomer om te sterven. Ik kreeg telefoon van de instelling. Ze was weggelopen. Enkele uren later zag een man hoe ze van een brug sprong, ze zonk weg op de bodem van de rivier. De hulpdiensten kwamen te laat om ons gezin bijeen te houden. Die avond lagen Matteo en ik op onze rug in het gras. Rondom ons groeiden de eerste kleine appeltjes aan de bomen. Elke week zouden ze groter worden, meer kleur krijgen, als blozende wangen in het avondlicht. We zwegen en staarden naar de wolken in de lucht. Ik zag een witte poedel die net als ons op zijn rug lag, hij spartelde met zijn pootjes in de lucht, alsof hij de zon wou vangen. Die avond vertelde ik Lucas over de dood van zijn moeder. Ik hield het kort, zakelijk bijna, want ik mocht niet breken voor de ogen van mijn zoon. Hij brak in mijn plaats en wendde zich voorgoed van me af. Hij trok zicht terug in zijn kamer. Op een dag, toen Lucas naar school was, ging ik zijn heiligdom binnen. De muren waren behangen met tekeningen, schilderijen en collages, er hingen ook enkele portretten van zijn moeder tussen. Hij had haar melancholische blik perfect weten te vangen. Maar er waren ook kunstwerken die me erg verontrustten. Hij leek gefascineerd door de dood. Ik zag een schilderij van een naakte vrouw op een doodskist en een tekening van een man die aan een brug hing als Jezus aan het kruis. Geschrokken vluchtte ik naar de gang. Ik vroeg mijn moeder om eens met Lucas te praten en ging pas enkele weken geleden voor het eerst in bijna vijftien jaar zijn kamer weer binnen. Op de muren waren al de sporen van dood en verderf verdwenen. Urenlang lag ik op het smalle bed te staren naar lege muren met de brief van mijn verloren zoon in mijn handen. Ik las hem een paar keer opnieuw. Tranen rolden als regendruppels over mijn wangen. Voor het eerst in jaren hield ik ze niet tegen.

We naderen het vasteland. De neus van het vliegtuig wijst naar beneden. Ik zet mij schrap, nu kan het alsnog mislopen. Maar het loopt niet mis, de landing verloopt vlot. In JFK Airport wemelen de passagiers als mieren door het reusachtige gebouw waar ik even moet wachten op mijn koffer. Rondom mij scrollen de reizigers gretig over het scherm van hun smartphone. Ik grijp naar mijn ouderwetse gsm en schakel de vliegtuigstand uit. Een bericht van Lucas. Hij kan me niet komen ophalen aan de luchthaven omdat er een belangrijke vergadering is tussengekomen. Hij raadt me aan een taxi te nemen naar het appartement waar zijn vriendin me zal opwachten. Ik grijp mijn koffer van de bagageband en volg het bordje ‘exit’, meegezogen door de mensenstroom stap ik door het eindeloze gebouw. Dan ben ik eindelijk buiten, ik snuif de frisse melkwitte winterlucht op. Ook in New York is het koud, maar ik denk er niet aan om meteen een taxi in te duiken. Een kwartier lang blijf ik ter plaatse trappelen, tot ik koud genoeg heb om in een willekeurige gele taxi te kruipen en de stad van mijn zoon tegemoet te komen. 

Elke vader droomt ervan zijn zoon in zijn voetsporen te zien treden. Ook ik hoopte lang dat Lucas in de zaak zou stappen. In de herfst, de drukste periode van het jaar, hielp hij ons altijd met de oogst. Samen met een tiental tijdelijke medewerkers plukte hij de appels met de hand en borg ze op in houten kisten. Maar Lucas zag geen toekomst in de fruitteelt, hij koos zijn eigen weg. Toen hij achttien werd verliet hij de boerderij om zijn droom na te jagen. Hij zou fotografie studeren in de hoofdstad en er een studio delen met een vriend. Ik herinner me zijn vertrek alsof het gisteren was. Met zijn veel te grote rugzak over zijn ranke schouders liep hij over het erf.
‘Lucas, wacht!’ riep ik.
Ik stak hem een enveloppe met een mooie som geld toe. Er zat een foto bij van ons gezin tijdens een zeldzame gezinsuitstap naar de Ardennen. Lucas was toen acht. Liesbeth lachte haar tanden bloot. Het was één van de weinige foto’s in mijn bezit waarop we alle drie stonden. Aarzelend nam hij de enveloppe aan. Hij keek naar mij alsof hij nog iets wou vertellen, maar op dat moment kwam zijn oma de keuken uitgehold met een stuk appeltaart.
‘Voor op de trein, jongen,’ zei ze en ze nam hem in haar armen.
‘Veel succes Lucas,’ zei ik met onvaste stem.
We schudden elkaar de hand en dat was het. Matteo riep me, hij had me nodig, de boomgaard had me nodig.

De taxichauffeur is een jonge zwarte man met vlechtjes in zijn haar. Zijn grote, stevige handen omklemmen het stuur. Gescheiden door plexiglas kijken we elk op onze manier naar de drukke straten die voorbijglijden. Ik kijk door het raampje van de taxi en probeer de stad te lezen. Door het drukke verkeer vorderen we langzaam. De indrukken malen als een molen door mijn hoofd. Hoe zou ik ooit kunnen aarden in deze drukke stad? De chauffeur zet me keurig af aan het appartement van mijn zoon. Mijn vinger zweeft trillend over de deurbel, het duurt even voor ik mezelf ertoe kan bewegen te duwen. Ik hoor de stem van een jonge Amerikaanse vrouw, het is Monica, de vriendin van Lucas. Ze laat me binnen en omhelst me alsof ze me al jaren kent. Ze laat me plaatsnemen in een reusachtige zetel. Haar woorden dringen niet echt tot me door. Het appartement ligt op de zevende verdieping en is groter dan ik had verwacht. Het grote raam kijkt uit op de skyline van Manhattan. Aan de muren hangen foto’s en schilderijen. Ik veronderstel dat ze van Lucas zijn, maar dat ben ik niet zeker. Monica komt terug met twee kopjes koffie. We kijken elkaar aan. De woorden stromen uit haar mond als honing. Mijn blik wordt gezogen naar de bolling van haar buik. Ik voel me duizelig, hoor enkel het woord ‘surprise’ en dan een sleutel in het sleutelgat.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

23 dec. 2020 · 19 keer gelezen · 1 keer geliket