In een afgeschermde ruimte fladderen zegeltjes
die een kant van me tonen die weinigen zien
niet gedrukt maar geschilderd
ik grap ongestructureerde mopjes
ze kloppen niet
je valt ze bij met grotere chaos
de zegels omrand met konijnentanden weerspiegelen de beelden van onze woorden
die we niet hoeven te ontcijferen
daarbuiten ben jij hetzelfde huppelende meisje en
word ik voor jou onleesbaar
daarbuiten dwaal ik als een schim, nog kleiner
dan een klein jongetje
de jobs met sociale tongen, snel ratelend
belemmeren mijn reactievermogen
Ik bid dan dat ik een vrouw kan zijn
met een selectief klantenbestand
mijn gedroomde verkochte lichaam zou enkel
de benen spreiden, de mond over latex laten schuren
de lotto winnen is nog een grotere utopie
mijn verzwakte stempel kan ik niet verbergen
sociaal gehandicapt stroom ik mee
in die te snel stromende zee en
de vergeelde zegels zien er bedrukt uit.