Jij bent verloren van jouw tijd.
Een erotische papaver,
een aandoenlijke snoepdoos,
prinses van de schaduwkant van de maan
en keizerin van niets.
Jij bent een losgeslagen flipperkast.
Je grote liefde, een rodeo koning, is in zijn Cadillac gevlucht naar Las Vegas.
Nu leef je als een dronken engeltje in de meest verlaten straten.
Want je bent verloren van de mensheid.
Je leeft in je memoires van honing en goud,
waarin jullie zaten te dansen op glanzende tapijten,
onder de kroonluchters van de hemel,
in suiker witte kleren.
Hij knielde voor jou neer, zijne majesteit,
met een bloedende roos tussen zijn tanden.
Jij zat op je ivoren troon
en speelde
als een onzeker meisje met je krullen. Met je henna beschilderde handen.
Want je bent verloren van de liefde.
Je bent mooi. Je gezicht is geboetseerd uit bloedrode plasticine.
Je grimas is geslepen tot een tandpastalach.
Maar vanbinnen ben je een bloemblaadje.
Er leeft een herfststorm van rozenblaadjes in je kleine hart.
Zo verloren vonden ze je.
Met wilde vuurrode haren,
een maansikkelvormig litteken in de hals,
een bloedende pump
en getatoeërde barcodes.
Ze namen je mee en sloten je op
in een poppenkast van witte badjassen,
plasma zakjes, koude kamers en een onzichtbaar hangende doodsklok.
En hoe meer je begon te ontbinden,
daar in die kille kamer tussen dove blinde kinderen,
die de lachende muren begonnen af te tasten
terwijl jij god hoorde zuchten. Want hij was het zuchten moe.