Maanziek

22 jun. 2018 · 11 keer gelezen · 0 keer geliket

 

Maanziek

Het houten piratenschip is prachtig nagemaakt, met een glimmend geschrobd dek en een realistisch uitziende kajuit. Op de voorsteven houdt een halfnaakte zeemeermin de wacht en boven op de mast wappert een rode vlag met een doodshoofd erop. 'Piraten,' mompel ik. Een ijskoude rilling kronkelt door mijn lichaam.

'Beste deelnemers,' zegt een krakende stem. 'In dit spel is er maar één regel, en dat is dat degene die het langst weet te overleven, de wedstrijd wint!' Op het schip valt een ijzige stilte. Het onheilspellende gevoel dat ik dit beter niet zou doen, wordt steeds sterker. Dan, vanuit het niets, komen er hoge golven opzetten.

 

De zeventienjarige Mathis heeft het niet makkelijk. Naast de problemen met zijn vrienden en zijn liefje, heeft hij last van vreselijke, levensechte nachtmerries. Net op het moment dat hij niet meer weet wat echt is en wat niet, ontmoet hij een mysterieus meisje met een duister verleden. Ze vertelt hem over de gevaren die er zijn in de wereld van 'lucide dromen'.

Ondertussen raken de twee steeds meer verstrikt in een spel tussen goed en kwaad, en verliezen ze hun grip op de werkelijkheid. Slagen ze er in om zichzelf te redden? Of is het allemaal maar...een droom?

 

Maanziek is een spannend avonturenverhaal, met een gezonde dosis fantasy en een vleugje horror. Lees hieronder het eerste hoofdstuk...

 

I. De stemmetjes in mijn hoofd

 

‘Kom op Mathis, dit kan je niet menen! Ben je echt zo’n watje? Je doet me denken aan mijn grootmoeder... Man, die was pas bang toen ik haar meenam in de waterglijbaan!’ Mijn beste vriend slaat de spijker op zijn kop. Ja, ik ben echt zo’n watje, antwoord ik in gedachten. Is daar iets mis mee?
Het warme water van het bubbelbad prikt in mijn ogen, maar ik blijf Ewan aankijken zonder te knipperen. Vanaf de kunststof bodem dwarrelen duizenden luchtbelletjes omhoog. De manier waarop ze zachtjes langs de zijkant van mijn benen opwaarts bewegen doet me huiveren. Met een aangename rilling keer ik terug naar het hier en nu. Ik snuif diep en de heerlijke geur van lavendel kruipt in mijn neus. Mijn moment van genot wordt verstoord door Ewan’s gedram.
‘Wil je alsjeblíéft nog één laatste keertje van de waterglijbaan gaan? Voor de allerlaatste keer vandaag? Als je wil, kan ik aan de redder vragen of je zwembandjes aan mag doen.’ Met een zielige blik die maar al te nep is, probeert hij me om te kopen. Dat trucje heeft al vaker gewerkt. Niet toegeven nu, Mathis, prent ik mezelf in.
In tegenstelling tot mijn beste vriend, hou ik helemaal niet van alles wat snel, hoog of gevaarlijk is. Mij doe je geen plezier met een dagje naar het pretpark of een avonturenwandeling, en Ewan weet dat maar al te goed. Hoewel hij al meer dan twaalf jaar mijn beste vriend is en me dus door en door kent, wil hij me koste wat het kost overhalen om een tweede keer mijn leven te wagen in die gestoorde glijbaan.
Aan de rand van het bubbelbad staat Ewan te stuiteren. Hij springt van het ene been op het andere uit puur enthousiasme. Zijn hoofd raakt telkens een van de palmbladeren die het tropische zwembad decoreren. Even verderop staat een stapel houten kratten, met daarnaast een plastic nepkanon. Het piratenthema is rijkelijk uitgestreken over het volledige zwembad. Warm water druppelt uit mijn zwarte haren en een rilling loopt over mijn rug. Ik hou niet van piraten.
Ewan schopt speels met zijn voet in het water, en het opspattende water belandt in mijn gezicht. Met een snelle beweging grijp ik zijn been vast en trek hem onderuit. Schreeuwend belandt hij naast me in het bubbelbad. De mensen die in de andere jacuzzi zitten te genieten, kijken ons vuil aan en maken aanstalten om hun rust elders te gaan zoeken. Ondanks mijn slimme aanval, is Ewan nog niet verslagen.
‘Binnen een uurtje sluit het zwembad en dan moeten we naar huis,’ gaat hij verder. Hij probeert me nog steeds te overreden. ‘En vanaf morgen zitten we weer een jaar lang opgesloten in die kloteschool om onze kostbare tijd te verdoen aan leerstof waar we niks aan hebben. Trouwens, een lekker warm bad heb je thuis ook, maar een supersnelle glijbaan zoals de Moonstruck vind je nergens anders!’ luidt zijn laatste argument. Ergens heeft hij gelijk, dat weet ik ook. Toch voel ik er weinig voor om het heerlijk warme water vaarwel te zeggen en met hem mee te gaan.
Terwijl ik mijn opties overweeg, zie ik hoe Ewan met zijn hand door zijn haar gaat om de perfecte wet look te creëren. Hij kucht zachtjes en gluurt vanuit zijn ooghoek naar enkele meisjes in bikini die voorbijlopen.
‘Hé Mathis, we moeten voortmaken. Ik wil zo meteen nog naar de sportschool om mijn buikspieren te trainen,’ zegt hij luid. Heel subtiel, Ewan. De meisjes, twee blondines en eentje met lichtbruin haar, doen alsof ze hem niet gehoord hebben en nemen plaats in de jacuzzi naast ons. Hoewel ik een vriendin heb die ik heel graag zie, kan ik het niet laten om de meisjes te bestuderen. Ze lijken een beetje ouder dan wij, ik schat ze een jaar of achttien.
‘Mathis?’ zegt Ewan veel te luid. De meisjes lachen en ik keer terug naar het hier en nu, niet wetende wat Ewan me zonet heeft gevraagd. ‘De glijbaan?’ herhaalt hij lachend.
Oh ja. Uiteindelijk besef ik dat ik het snelst van zijn aanhoudende gezeur af kom door gewoon mee te gaan naar die idiote glijbaan.
Na nog een laatste keer kopje onder te zijn gegaan in het heerlijke lavendelwater, hijs ik mezelf naar boven. De koele lucht die onverbiddelijk langs mijn lichaam strijkt, doet mijn ontspannen spieren verstijven. Ik zucht geërgerd en zeg: ‘Goed, ik ga mee.’
Juichend springt Ewan in het rond, terwijl ik sta te bibberen van de kou. Mopperend sla ik mijn armen om me heen om het een beetje warmer te krijgen. Dan valt mijn oog op de drie meisjes die in de aangrenzende jacuzzi zitten. Twee van hen zitten te praten en giechelen, en genieten met volle teugen van hun waarschijnlijk laatste vakantiedag. Het derde meisje zit een beetje afgezonderd van de rest. Ze doet niet mee aan de vrolijke gesprekken over hun favoriete muziekband, de acteurs die zij het knapst vinden en de leuke jongens die er dit schooljaar waarschijnlijk niet in hun klas gaan zitten. Omdat het derde meisje, de stille, met haar rug naar me toe zit, zie ik haar gezicht niet. Ze neemt haar lichtbruine haren vast en draait ze rond tot een schattig dotje. Daarna doet ze een gifgroen haarrekje rond de hele constructie, zodat het stevig op zijn plaats blijft zitten. Het lijkt een beetje op...
‘Mathis, please?’ Abrupt word ik uit mijn mijmeringen gerukt door Ewan. Oh ja, we gingen iets doen: ons leven riskeren in een stomme glijbaan. Terwijl ik het prikkende chloorwater zo goed en zo kwaad mogelijk uit mijn gezicht veeg en mijn natte haren fatsoeneer, krijg ik een harde duw in mijn rug die me doet wankelen op mijn benen. Ewan kan me nog net op het nippertje bij een arm grijpen en voorkomen dat ik recht op mijn gezicht val.
‘Hé, niet onderuitgaan,’ zegt hij. ‘Hoewel het zwembad er vast heel interessant uit ziet wanneer je op je rug op de tegelvloer ligt.’ Gniffelend kijkt hij achterom.
Verdwaasd schud ik mijn hoofd en probeer te ontdekken wie me zo ruw omver stootte. Mijn blik glijdt over het zwembadcomplex. Een moeder zit met haar baby te spelen in het kinderbad, twee jongetjes glijden gillend van het lachen van een glijbaan naar beneden. Een kale man met een duikbril op trekt gestaag baantjes in het olympisch bad. Er is niemand te zien die me geduwd zou kunnen hebben. Vreemd.
‘Ik val niet zomaar om, iemand duwde me,’ verbeter ik.
Verbijsterd kijkt Ewan in het rond, op zoek naar de dader. ‘Ik zou je ook een duw geven als ik niet wist wat voor een omvangrijke tientonner je was.’ Met mijn zestig kilo ben ik bijna net zo mager als een regenworm op dieet en mijn beste vriend maakt daar constant grapjes over. ‘Wie doet nu zoiets?’
Voorzichtig stap ik de paar treden af naar beneden. Mijn lichaam staat boordevol kippenvel van de kou, elke vierkante centimeter is er mee bedekt. Ik spring de laatste drie treden af en beland naast Ewan. ‘Kom op, het is tijd om ons te amuseren!’
Hij port me in mijn zij en rent zonder om te kijken weg. Onwillig grijnzend volg ik hem, naar de Moonstruck toe. Een halve minuut later staan we allebei naar adem te snakken voor de ingang van de waterglijbaan. Mijn conditie is niet meer wat ze geweest is.
Terwijl we op adem proberen te komen, bestudeer ik de obscure constructie die zich boven me verheft. Zowel de trap als de glijbaan zelf zijn geverfd in felblauw en bloedrood, twee kleuren die ik absoluut niet bij elkaar vind passen. Als vanzelf glijdt mijn blik naar boven, naar de top van de glijbaan. Een onwillekeurige huivering loopt over mijn rug. En het is niet van de kou deze keer, maar wel door de enorme hoogte van het bouwsel. Is dit wel veilig?
Ewan’s stem doorbreekt de bezorgde gedachten die door mijn hoofd razen. ‘Dit wordt leuk!’ Ik zie nog net een stukje lichtblauwe stof op de ronde wenteltrap verdwijnen. Ewan is er vandoor zonder mij. Een laatste keer kijk ik omhoog, naar de tweehonderddrieënvijftig treden die we moeten beklimmen om de top van de Moonstruck te bereiken.
‘Wacht op mij!’ schreeuw ik mijn vriend achterna. Ik leg mijn hand op de bloedrode trapleuning, die vochtig aan voelt. Een onheilspellend gevoel maakt zich van mij meester. Doe het niet, probeert het stemmetje in mijn hoofd nog. Ik lap mijn intuïtie aan mijn laars en begin aan de beklimming. Al snel heb ik Ewan ingehaald. Halverwege de trap botsen we op een muur van mensen. Ze staan te zuchten en te klagen, waarschijnlijk omdat ze zo lang moeten wachten en het niet vooruit gaat.
‘Pff, zo veel volk,’ kreunt Ewan. Hij probeert omhoog te kijken, de mensenmassa voorbij, om te zien of we al bijna bij de ingang zijn. ‘Het is echt niet normaal hoe populair deze waterglijbaan is,’ stelt hij vast. ‘Ik las gisteren op internet dat er elke dag meer dan duizend mensen een ritje maken in de Moonstruck. Alsof het die ene actrice is, hoe heet ze ook weer? Die elke dag iemand anders mee naar huis neemt.’
Ik negeer zijn flauwe grapje. Duizend lijkt me ietwat overdreven, maar dat het hier druk is, daarin heeft hij zeker en vast gelijk. In de rest van het zwembadcomplex is het redelijk rustig, wat waarschijnlijk komt doordat iedereen hier staat aan te schuiven. Terwijl ik nadenk over het vreemde groepsgedrag van de menselijke soort, geeft Ewan me alweer een duw in mijn zij. Breed lachend wijst hij naar boven.
‘We zijn er bijna!’ joelt hij uitgelaten. Ik kan er niks aan doen, maar zijn enthousiasme heeft het omgekeerde effect op me.
‘Dat is fijn, zeg,’ mompel ik op een nogal bitsige toon. ‘Zorg je er dan deze keer wél voor dat je niet meteen achter me aan komt, maar wacht tot het licht op groen staat? Zoals je ziet gebeuren er anders ongelukken!’ Toen we vanochtend een andere glijbaan uitprobeerden, kwam hij vlak achter me aan en botste hard tegen mijn arm. Nu duw ik hem mijn rechterelleboog, waarop een gigantische blauwe plek zit, in zijn gezicht. Hij kijkt me met een teleurgestelde blik aan. Laat hem toch. Vergeet niet dat hij één van de weinigen is die bij je bleef na... Ik blokkeer de gedachte en besef dat ik niet zo luid had moeten praten. Na een klopje op zijn brede schouders bied ik mijn oprechte verontschuldigingen aan. ‘Het geeft niet hoor, let deze keer gewoon een beetje beter op, oké?’
Zijn treurige blik verdwijnt en maakt plaats voor een waterig glimlachje. ‘Ja, doe ik. Ik zal net zo goed opletten als toen ik mijn rij-examen voor de brommer deed... en tegen een boom knalde,’ belooft hij. ‘Het wordt vast heel erg leuk!’ Daar heb ik nog mijn twijfels over. Op dat moment weerklinkt er een galmende stem door het hele zwembadcomplex.
‘Wij vragen graag uw aandacht voor de volgende mededeling. Binnen een kwartiertje starten we met onze spannende piratenzoektocht.’ Om me heen kijkend probeer ik te ontdekken waar de stem vandaan komt, maar ik zie geen enkele luidspreker. Het lijkt alsof de krakende stem rechtstreeks in mijn hoofd zit.
‘Er zijn mooie prijzen te winnen,’ vervolgt de organisator. Iedereen om me heen begint opgewonden te fluisteren. ‘Maar natuurlijk enkel voor de overlevers!’ De stem lacht, een gemene lach die een siddering over mijn rug doet lopen. Alle anderen lachen met hem mee, maar een ijzige kilte in mijn buik probeert me te waarschuwen. Wat had die laatste opmerking te betekenen? Stokstijf blijf ik staan, tot Ewan me alweer een por geeft.
‘Wees niet zo’n bangerik, het was toch maar een grapje van die man? Een grap, Mathis! Ken je dat?’ Met fanatieke pretlichtjes in zijn ogen kijkt hij me aan. Hij grijpt mijn schouders vast en schudt me helemaal door elkaar. Gewillig laat ik hem zijn gang gaan. ‘Denk jij wat ik denk?’ roept hij enthousiast. Ik slaak een gefrustreerde kreun.
‘Nee, maar ik heb wel zo’n vermoeden wat jij denkt.’ En ja hoor, daar gaan we weer.
‘Kom op Mathis, wij gaan die schattenjacht winnen! We zijn een team!’ Smekend kijkt hij me aan. Hoe kan ik ooit aan die blik weerstaan? Rationeel als ik ben, weeg ik de voor- en nadelen van onze deelname af tegen elkaar. Natuurlijk enkel voor de overlevers. De beangstigende woordkeuze van de luidsprekerstem bevalt me helemaal niet, maar mijn oeverloze nieuwsgierigheid krijgt de bovenhand. We zien wel of het leuk is, anders kunnen we er nog altijd mee stoppen.
‘Oké, we doen het,’ geef ik toe. Ewan steekt lachend zijn twee duimen naar me op. We willen niet te laat komen, dus proberen we haastig beneden te raken via de wenteltrap. Achter ons blokkeren andere mensen de weg, en wanneer we hen vriendelijk vragen om plaats te maken, kijken ze ons boos aan.
‘Wij staan hier ook al even te wachten, jongeman,’ zegt een van hen bozig. Er zit niets anders op dan ongeduldig te blijven aanschuiven en via de glijbaan naar de begane grond te gaan.
Eindelijk is het mijn beurt om de zogenaamd leuke en coole glijbaan te betreden. Als ik heel eerlijk ben, associeer ik eerder lugubere woorden als gevaarlijk en dodelijk met het gevoel dat het kolossale bouwsel bij me oproept. Bovenaan de ingang zit een metalen stang, die ik vastgrijp en gebruik om me af te duwen. Hoe sneller het voorbij is, hoe beter.
Het licht springt op groen, en met een rotvaart schiet ik door het duister. De maniak die deze glijbaan heeft ontworpen, heeft ervoor gekozen om geen verlichting aan te brengen, zogezegd om het nóg spannender te maken. Tijdens de hele rit is het dus pikdonker, ik zie geen hand voor ogen. De huiverige stemming waarin ik ben, wordt hier enkel maar versterkt. Het duister is zo onvoorspelbaar en mysterieus als een roeibootje op een woeste oceaan. Er is geen lampje om me te beschermen deze keer. Het bloeddorstige monster dat tot nu toe onder mijn bed verstopt zat, ligt op de loer. Op zoek naar een lekker hapje. Er zijn geen lakens waar ik me onder kan verstoppen, er is alleen water en duisternis om me heen. Ik voel de hete adem van de monsters in mijn nek. De blinde paniek die ik als kind vaak voelde, overspoelt me weer. Met mijn ogen stijf dichtgeknepen, ook al heeft dat geen enkele zin, glijd ik verder. Doe niet zo stom, je zit in een glijbaan, wijs ik mezelf terecht. Maar ik glijd verder en de duisternis om me heen blijft.
Het water stroomt alsmaar sneller langs mijn lichaam en wanhopig bid ik dat er een einde komt aan de glijbaan. Op een gegeven moment lijk ik omhoog te glijden in plaats van omlaag. Door mijn dunne zwemshort heen voel ik elke hobbel in het plastic van de baan. Het doet een beetje pijn, want ik heb tenslotte niet zo’n vetlaag als Ewan. Ik ga steeds sneller en terwijl ik afweeg of ik het zou aan durven om te kijken, voel ik opeens een enorme kriebel in mijn buik. Alles staat op zijn kop. Een waterglijbaan met een looping?! Net wanneer ik bedacht heb hoe idioot dat klinkt, is het voorbij.
Met een plons kom ik terecht in het zwembad en ga kopje onder. Zo snel mogelijk peddel ik naar de rand van het zwembad en hijs mezelf omhoog. Even verderop is een trapje, maar daarop zitten twee meisjes te wachten op iemand. Dat trapje kan ik dus niet gebruiken. Zo erg was het toch niet? Het stemmetje in mijn hoofd lacht me uit. Die zwartkijker compleet negerend, hou ik mijn hoofd schuin en schud voorzichtig het water uit mijn oren.
Even later komt Ewan uit de krochten van de diepblauwe buis gevlogen. Hij zwemt naar me toe en hijst zichzelf op de zwembadrand. ‘Een beetje bizar dat we nooit eerder van die piratenzoektocht gehoord hebben,’ bedenkt hij zich. ‘We kwamen vroeger toch regelmatig in het zwembad, samen met de andere jongens? Maar ach...’ Zijn gemompel sterft weg en ik weet waar hij nu aan denkt. Nee, niet over hen beginnen. Alsjeblieft. Snel krabbel ik overeind, een poging om de beklemde sfeer waarin we dreigen te belanden, te doen verdwijnen.
‘Laten we maar eens gaan kijken of we nog mee kunnen doen met de wedstrijd,’ verzucht ik. Ewan kijkt naar me op en lacht zijn tanden bloot.

 

Meer lezen? Neem een kijkje op www.facebook.com/Maanziekhetboek en bestel jouw eigen exemplaar!

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

22 jun. 2018 · 11 keer gelezen · 0 keer geliket