4/12: Witte leugens van Tom Keysers
Christina Van Geel is Stem & Pen. Woorden zijn zo’n beetje haar hele wereld. Ze schrijft ze, leest ze, spreekt ze, vangt ze op en vertelt ze door. Na een paar fijne jaren achter de microfoon bij Radio 1 presenteert en schrijft Christina nu freelance. In 2010 publiceerde ze Kooksprookjes (De Eenhoorn) en in 2015 volgde 'Wat het is, vele dromen later' (Pelckmans). In 2018 publiceerde ze 'In het spoor van ikigai' (Uitgeverij Vrijdag). Een inspirerend reisverhaal over wat echt telt in het leven. Samen met haar echtgenoot runt ze het ’stemmenbedrijf’ Gin Sonic. Op 6 december presenteert Christina De Schrijfwijzen - Het Groot Dictee Heruitgevonden in de bibliotheek van Brugge.
Christina Van Geel tipt deze week 'Witte leugens' van Tom Keysers.
"Ik doe het vooral wanneer ik in de wintermaanden met de trein in het schemerdonker langs verlichte woonkamers rijdt. Binnenkijken en verhalen verzinnen bij de flarden huiselijk leven die één voor één oplichten. Een gezin rond de eettafel, een koppel voor de televisie, een student boven de boeken. Heel gewoon, allemaal gelijk en toch zo uniek. Kleine intieme tableau vivants waar je heel even ongevraagd getuige van bent. Je voelt je een beetje een indringer, ongemakkelijk en beschroomd. Maar je moét kijken. Het gewone een bijzondere betekenis geven.
Het gevoel van weemoed dat me overvalt wanneer ik die stukjes dagelijks leven zie voorbijflitsen overviel me ook bij het lezen van dit verhaal van Tom Keysers. “De avond is mijn favoriete moment. Dan ontvouwt zich een podium dat baadt in het artificiële, vaalgele licht, en kan ik ongestoord binnengluren.”
Wat me vooral trof in deze tekst is de sfeer die uit de zinnen spat. Met weinig concrete informatie - we weten niet wie die mensen zijn, wat ze zeggen, wie de toeschouwer is en waarom hij voor dat raam staat - maar met veel gevoel en interpretatie roept de schrijver een hele wereld op. De schim aan de overkant van de tafel, met hangende schouders die bijna in haar bord vallen. Het malen van de kaken, het wroeten met de vork. Door te observeren geeft hij twee mensen vorm.
Mensen die zich voor elkaar lijken te verstoppen achter hun bord met aardappelen, achter standaard koosnaampjes en complilmenten. Weinig origineel zelfs in hun ongelukkig zijn. Het is enkel de vaalgele tint van de ramen die lijkt te variëren.
En vooral: wie is die toeschouwer, die ik-figuur? Die man of vrouw die zo wanhopig op zoek lijkt naar ongeveinsde emoties en authentieke levens? Wat hoopt hij of zij te zien, te vinden? “Dus ik verstop me wat verder in mijn kraag, trotseer de donkere jou en staar recht vooruit. De avond is nog steeds jong.”
En dan die laatste zin. “En wat zou ik in godsnaam anders moeten doen.” Patat. Die komt binnen en blijft hangen. Betekenis proberen geven aan de zinloosheid van anderen om zo zin te geven aan de eigen leegte?
Misschien zoek ik er te veel achter. Maar dat is voor mij de kracht van een goeie tekst. Dat ik er zelf in kan gaan dwalen en vinden waar ik misschien naar op zoek was."